- 175 -
meerderheid".
Hiertegen is de beschuldiging van pensionaris Hoornbeek
in stelling gebracht, dat Cats "een beuzelaar die zijne no
tulen opvulde met rijmpjes en spreuken" zou zijn geweest.
Cats had "niet alleen gedurende zijn pensionarisschap te
Dordrecht, maar ook toen hij later als raadpensionaris de
vergadering van Holland leidde, zich dikwijls onder de ge
wichtigste beraadslagingen met het schrijven van verzen
beziggehouden", ja men wist te vertellen "dat hij somswij
len zelfs de notulen van 't verhandelde op rijm bragt".
Scholten brengt daar nuchter tegenin: "Het is ondenkbaar,
dat leiders in onderscheiden organen der Republiek gedu
rende tientallen jaren Cats voor zulke buitengewone amb
ten zouden hebben aangewezen en daarin gehandhaafd, in
dien hij niet beschikte over bijzondere bekwaamheden".
Het eindoordeel over de staatsman luidt dan bij Koops:
"Zijn grote verdienste was, dat hij voorzichtig laverend
en zonder de eerzucht eigen politiek te willen maken de
partijen bijeen heeft gehouden en een katastrofale breuk
heeft weten te voorkomen. We kunnen dan ook met Smilde
instemmen, dat Cats voor die tijd de juiste man op de
juiste plaats is geweest".
Het aanpassingsvermogen van onze dichter, aldus Van
Heeckeren, "ging bij Cats gepaard met eene groote mate
van verdraagzaamheid in godsdienstige en staatskundige
zaken. Wat verdraagzaamheid in het godsdienstige aangaat,
zoo heeft hij in de 17de eeuw bij ons geen evenknie, en te
hooger moet deze verdraagzaamheid worden geprezen,
daar zij bij hem niet als bij zijn tijdgenoot Pieter Corne-
liszoon Hooft voortsproot uit onverschilligheid, maar ge
paard ging met eene vurige liefde en ingenomenheid met de
godsdienst. Streng calvinist, heeft hij toch nimmer eenige
bitterheid tegenover de remonstranten aan den dag gelegd.
In verdraagzaamheid tegen deze laatsten overtreft hij zijn
vriend Huygens verre, daar men bij dezen hier en daar
wel eens een bitsen uitval tegen de Arminianen aantreft.
Hij zocht hun omgang en zijn omgang werd door hen gezocht".
Smilde heeft dan ook geen gelijk, als hij Cats z'n verdraag
zaamheid ontkennen wil, daarmee Cats onderwerpend aan
eng-calvinistische annexatie, zoals in de negentiende eeuw
gebruikelijk was na de bespotting door Huet.
Cats is geen dogmaticus. Rogier belicht hem van niet-cal-
vinistische zijde: "De katholiek-opgevoede Cats heeft het