- 176 -
calvinisme aangetrouwd en het sindsdien zonder last van
twijfels tot zijn dood meegedragen, maar lijkt in zijn bra
ve trouw aan het kerkse leven en denken toch altijd sterk op
de rentenier van Van Koetsvelds dorp (in Schetsen uit de
pastorij te Mastland, 1843), die de godsdienst te vriend
hield omdat -als het erop aankomt- "iedereen bang is voor
nommer één". Cats' calvinisme is in zijn gemoedelijke
wetsgetrouwheid nergens heldhaftig, maar steeds van een
praktische gemoedelijkheid, ook te zeer van het burger
lijk nuttigheidsbeginsel doortrokken en zelfs te dicht ge
bleven bij de praktijk van de werkheiligheid om op de zui
vere schaal van Dordt de strenge proef gaaf te doorstaan.
De raadpensionaris zonder ruggegraat, wiens politiek be
ginsel bestond in het streven alle klippen behoedzaam te
ontzeilen, heeft evenmin iets van de stoere zelfverzekerd
heid die een calvinistisch staatsman groot kan maken als
de rentenier van Zorgvliet in zijn levensstijl van het we
reldvliedend puritanisme. Alle zijne werken prediken een
gemoedelijk etische christelijkheid, die wel ver beneden
de fanatieke eenzijdigheid van Calvijns leer en de konse-
kwente steilheid van de gereformeerde levenspraktijk
blijft. De proef op de som van deze tekorten aan positief
calvinistische geest leveren Cats' populariteit in de Zui
delijke Nederlanden en zijn navolging door een zo uitge
sproken katholiek als Adriaan Poirters. Hij moet wel zo
wat de eigen lijfpoëet geweest zijn van de aardsbisschop
Jacob Boonen, als de anekdote waar is, volgens welke
deze primaat der Nederlanden Vondels ijver (in zijn:
Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst) zou hebben trach
ten te prikkelen door hem Cats' voorbeeld voor ogen te
stellen. Ja, aldus Rogier, Cats' foliant is in het katho
lieke Vlaanderen de geliefde lektuur gebleven.
In de derde periode van zijn dichterschap zien we Cats als
raadpensionaris van Holland nog steeds aan het werk met
het "luchtig speelse" van de Renaissancekunst. Wie daarin
probeert door te dringen, vermoedt een eenzame weduw
naar, die in zijn Huwelycksfuyck grijnslacht tegen zijn ei
gen Houwelyck omdat hij een tweede huwelijk definitief
vaarwel heeft gezegd terwijl zijn hart er toch nog naar
haakt. Een tweede ontspanningspoging volgt met de Aspasia.
De vermoeide raadpensionaris verlangt intussen naar rust
en wil de wereld ontlopen. Hij schrijft na de dood van prins
Frederik Hendrik sombere bespiegelingen over de dood,