- 179 -
Cats enige literaire genres bijgebracht. De Adagia van
Erasmus is nagevolgd in de Spiegel. Zeer veel spreek
woorden en uitdrukkingen in onze taalschat hebben bun po
sitie te danken aan hun verblijf in Cats' Spiegel. De Collo
quia familiaria van Erasmus deden Cats een literaire tech
niek aan de hand die hij in een aantal werken toepaste ter
verlevendiging van een anders dor betoog. Evenals Eras
mus stelt Cats in zijn samenspraken allerlei maatschappe
lijke en godsdienstige kwesties aan de orde. Hij past deze
dialoogtechniek dikwijls toe. Tweespraken zijn te vinden
in de Maechden-plicht, Self-stryt, Tooneel, Trou-ringh
en Dootkiste. Ook het Houwelyck is niet geheel zelfstandig:
bij Erasmus vinden we al een paar theologisch gefundeer
de boeken over het huwelijk.
Literaire kunstjes bij elkaar afkijken, eikaars werk na-
apen en proberen te overtroeven, zijn kunstzeden die in
onze eeuw nog altijd voorkomen maar niet bewonderd wor
den. In de zeventiende eeuw dachten de dichters daar an
ders over. Het jagen op dichterlijke roem was een kunst
zinnige sport die in hoog aanzien stond. Ze werd dan ook
druk beoefend. Van de beklimmers van de Hollandse Par-
nas is er maar een handjevol in geslaagd ook bij het nage
slacht indruk te maken. Oorspronkelijk waren de werken
die in kompetitiestrijd ontstonden niet, ook niet die van de
gevierde dichters als Hooft en Vondel, en Cats. Het leeu
wenaandeel in het dichtwerk van Vondel nemen diens dra
ma's; er is er geen bij, waarin niet zorgvuldig en steeds
nauwkeuriger de theorie wordt gevolgd over de wetten en
regels van de klassieke tragedie. De lyriek van Hooft be
staat grotendeels uit minneliederen en sonnetten volgens
de Petrarkistische Renaissancemode. Met zijn drama's
blijft Hooft binnen de literaire voorschriften waaraan ook
de treurspelen gehoorzamen. Het grootste werk van Hooft,
De Nederlandsche Histoorien, is een overvleugelingspoging
van de Annales van Tacitus. Om zijn literaire wedstrijd
volledig bewapend te kunnen aangaan vertaalde Hooft zelfs
eerst alle werken van Tacitus, zodat hij de geheimen van
diens indrukwekkende prozastijl leerde kennen.
Als ook de werken van Cats zich laten inpassen in de lite
raire traditie, dan treedt Cats dus in het voetspoor van de
door hem bewonderde Parnasgangers. Dit is geen dichter
lijke zwakheid, maar een blijk van stoutmoedigheid. Van
de moderne dichter wordt bijvoorbeeld geëist dat hij een