- 190 - behept met eigenbelang. "De Amsterdamse regering", al dus Witsen Geysbeek, "verzette zich lang tegen zijne be noeming tot Raad-Pensionaris van Holland, de doortrapte Wicquefort achtte hem een 'zwakken en nietsbeduidenden bloed, zijn opvolger Hoornbeek verklaarde hem voor een' beuzelaar, die zijne notulen opvulde met rijmen en spreu ken. Vondel schreef een laf en kwaadaardig paskwil op hem, en latere zoogenaamde fraaije geesten maakten zijn' stijl bespottelijk; het was met regt dat de geestige Hoffham -niet eens een Hollander, maar Duitscher- dezen laatsten toedr eef; Gij die den braven Cats slechts met verachting leest, Wijl ik- en weet-niet-wat in hem u kan mishagen; Indien die eedle Zeeuw een Franschman waar' geweest, Gij zoudt met lof van zijn je-ne-sais-quoi gewagen. Geen auteur is zo vaak heruitgegeven in zulke prachtboe ken als Jacob Cats. Westerbaen getuigt daarvan in zijn lofdicht 'Op de poëtische Wercken van den Edelen, Acht- baaren, Hoog-beroemden Heere Jacob Cats' van 1658: Met seven hondert en noch vijftig sulcke Boecken Had den vermaarden Cats de winckelen voorsien: Men meynde, dat Man sijn opset sou vervloecken Die hem tot soo een druck sijn dienst had derven biên. Soo kostelick een werck, de pracht van soo veel prenten Scheen dat niet lichtelijck sou raaken aan de man; Men riep: eer dan men dit ten oorber uyt kan venten Soo sit hy aan de gront, den goeden Schipper Jan. (uitg. Maar siet in tegendeel: 't is weynig tijds geleden, Den eersten Druck is voort, de winckels uyt-verkocht, En yemant, die sijn geld daar aan wouw gaan besteden, Die vond'er licht niet een hoe naarstig dat hy socht. En Huygens, neef van Cats' zwager Marcus de Vogelaer en dus in de verte verwant aan zijn kunstbroeder en ge loofsgenoot Cats, prijst de nationale dichter openlijk en zonder voorbehoud aan als "Aller Dichtren Bestevaer". Dat gebeurde eveneens in 1658, toen Huygens als nieuw jaarsgeschenk een exemplaar van zijn eigen Korenbloemen aan zijn Scheveningse buurman aanbood. Willen wij tenslotte voor onszelf vaststellen wat wij in Cats zoeken en vinden, wat ons erin aanspreekt, dan gaan we

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1978 | | pagina 38