- 45 - keer op keer met een pan dampende mosselen aan dek, die met graagte door de vele passagiers werden genuttigd. Y/as de pan leeg, dan nam Bleyenberg een borreltje en zei: "Ik gae wêê mè. koke, laet ze mè kraauwe in de stenen!" Dit stereotiepe gezegde lokte bij schipper B. W. Schot en ook anderen veel gelach uit. Als het harder ging waaien en de zee ruwer werd, sloeg het boegwater over de voorplecht, zodat degenen die daar zaten drijfnat werden. Gelukkig had niemand zijn zondag se pak aan, terwijl alles door de zeewind weer snel op droogde. Niet iedereen bleek dan zeewaardig te zijn. Als het gelaat grauw verkleurde en de kunstbijtertjes zo onopvallend als mogelijk was, in de broekzak verdwenen werd deze scène besloten met visjesvoeren. En vader Schot toonde weinig medeleven met deze lieden, omdat de hele familie deze tonelen ook zelf had ondergaan. Hij placht dan te zeggen: "Als ze zo vee' motte spieë as ik van m'n leven gedaen cl,dan bin ze d'r nog nie 11 Het rustige vaarwater in het opper van een dijk, deed de zeeziekte afnemen, maar beroerd bleef men, zodat het verdere deel van de dag bedorven was. Over de aanleiding tot deze tochten is wel veel, maar nog steeds niet het juiste verhaal geschreven. In de zomer van 1951 werd door de Zeeuwse vissers nabij Margriet en Terneuzen, op ongeveer 35 meter diepe plaat sen, in de Westerschelde op mosselzaad gevist. Hierbij brachten de korren ook veel fossiel materiaal mee omhoog. Vanzelfsprekend hadden de vissers deze obstakels liever niet in hun netten. Het is dan ook niet te schatten, hoeveel kostbaar wetenschappelijk materiaal, door onwetendheid weer terug geworpen is in de zee. In de voorgaande jaren waren op deze plaats ook veel botten opgevist. De vissers brachten enige exemplaren naar het Zierikzeese museum, waar ze door de heer Groeneveld de Kater in dank werden aanvaard. Daar de ze geen kennis van zaken had, hoorde men er nooit meer iets van, zodat de vissers de lust verging om meer aan te voeren. In die tijd, in 1951, leerde ik mijn latere vrouw Ina de Nooijer kennen, dochter van de hoofdonderwijzer van Re-

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1979 | | pagina 13