-80- PROF. DEKKER OVER "VLIEDBERGEN" Lezing, gehouden tijdens de ledenvergadering op 21 novem ber 1984 door prof. dr. C. Dekker. Spreker begint met te wijzen op een artikel over bergen op Schouwen-Duiveland van Kuipers in het hem zojuist aan geboden eerste exemplaar van de Kroniek - 1984. Sinds de 15e eeuw al hebben de geleerden zich het hoofd gebroken over het ontstaan van de in Zeeland voorkomende "bergen". Ze werden meestal verklaard als zijnde vlucht- bergen bij watersnood. Ook thans nog is deze gedachte vrij algemeen verspreid. Geboren in Wemeldinge, vroeg spreker zich echter al jong af, of de gehele bevolking met het vee wel op de aldaar aanwezige berg z'n toevlucht kon vinden. In de dertiger jaren lanceerde Tack de gedachte van een versterking. Deze werd tot kasteelberg-theorie ontwikkeld. Door archeologische vondsten is deze later bevestigd. In Dekkers dissertatie van 1971 is een en ander nader be schreven De bergen worden ook wel werven genoemd. Een werf is een kunstmatige hoogte, in tegenstelling tot bijv. een hil die een natuurlijke verhevenheid in het land is. Oorsprong Voor de betekenis werf is van belang een keur uit 1257 van Floris de Voogd (oom en regent van Floris V)die o.a. spreekt over de vererving van werven, voorhoven en hofste den van de ambachtsheren. Deze hadden de lagere recht spraak in handen. In nederlandse vertaling van latijnse teksten komen werf en voorhof voor in plaats van munitio en submunitio (in franse vertaling motte en jardin)In een tekst uit 1199 komen de latijnse woorden castrum en munitio voor, in gelijke bete kenissen. Beide blijken duidelijk op een versterking te wijzen. Hoe moet men zich zo'n werf als versterking voorstellen. Men maakte een verhoging, omdat men van daar af beter (met pijl en boog) kon schieten. Er kwam al gauw een torenachtig

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1985 | | pagina 8