-143- gen. Dit als herinnering aan de jaren dat zij in het be stuur zaten en als dank voor hun werk daarin. Ze waren er zichtbaar verrast mee. Hij sluit hierna dit huishoudelijk gedeelte van de bij eenkomst Na de pauze die dan volgt houdt prof. Dekker zijn lezing over "vliedbergen". Een verslag van deze lezing staat op bladzijde 80 van het vorige nummer afgedrukt. HIER SWEER ICKEEN ZEVENTIENDE-EEUWSE VROEDVROUWEN EED In de eerste Bijdrage tot de geschiedenis van de verloskun de in Zierikzee (Kroniek van het land van de zeemeermin 1981, p.27-46) gaven wij in bijlage I de concept-instructie voor de vroedvrouwen in het jaar 1745. Vóór hun ambtsaan vaarding waren deze dames verplicht naar ouder gewoonte te doen „den gewoonlijcken eedt" (p.32 van dezelfde Kroniek, voorlaatste alinea), waarnaar ook art. 9 van de instructie van 1745 verwijst. Deze eed, geschreven in zeventiende-eeuws handschrift, in het archief van Zierikzee gevonden door de streekarchiva ris, de heer H. Uil, geven wij hier thans. De tekst spreke voor zichzelf. Voor de opmerkzame lezer, die zich enigszins zou storen aan de bepaling in het laatste gedeelte van de eed over de ongehuwde (onghoude) moeders, moge worden opgemerkt, dat deze nogal onbarmhartig lijkende houding pas in het einde van de achttiende eeuw, de tijd van de verlichting, een verbetering ten goede onderging. In de instructie van 1818 (in art. 14 bij de vroedvrouwen, en in art. 17 van de vroedmeesters - p.46-47 en 48 van de Kroniek 1982) komt duidelijk de zwijgplicht, behalve tegenover de rechterlij ke macht, tot uiting. Het leek ons de moeite waard de zeventiende-eeuwse eed hier nog als illustratie aan de drie verhandelingen toe te voegen

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1985 | | pagina 31