-243-
Onderstaand rijm ontvingen we van de oud-voorzitter van
onze vereniging te Dreischor. Het is destijds gemaakt
door de heer A. Heynis uit Voorburg, inmiddels overleden.
Hoewel het de geest van een geheel andere tijd ademt,
wil de redaktie het speciaal voor een aantal oudere
lezers als herkenning of herinnering publiceren.
De Maagd van Schouwen of
Het lot van een halsstarrige
Op Schouwen daar woonde een donkere Maagd
Die, struis als zij was, door de jeugd werd belaagd
Zij had een paar benen, ja, niet te gelóven
Zo slank aan de enkels, zo vlezig van boven
Haar boezem die was als het duin bij Renesse
Haar hals had een lijn, en daarbij een souplesse
Maar zij zei maar steeds: "Jullie zijn mij te grof,
Ik houd niet van koeien, een boer en een hof".
Op Schouwen daar woonde een donkere Maagd
0, kon U nog zien hoe 't model was geslaagd
Haar heupen die wiegden als 't veer op het Zijpe
En iedere jong'ling had lust haar te knijpen
Zij zwaaid' een paar armen, zo sterk en zo zacht
En heeft daarmee vélen tot rede gebracht
Maar zij zei maar steeds: "Jullie zijn mij te grof,
Ik houd niet van koeien, een boer en een hof".
Op Schouwen daar woonde een donkere Maagd
Die iedere man, als zij wou, had behaagd
Haar ogen die waren als vijvers zo diep
0, had U gezien hoe dat meisje slechts liép
Zij had een lief mondje, gereed om te kussen
Met prachtige tandjes, zo wit, daar weer tussen
Maar zij zei maar steeds: "Jullie zijn mij te grof,
Ik voel niet voor koeien, een boer en een hof".