-446-
vooral in zoodanige omstandigheden als toen ter tijde plaats had
den, zouden kunnen en moeten verwachten".
Dat aan het bestuur van Schouwen gebrek aan goed bestuur wordt
verweten, lijkt niet ten onrechte. Wanneer men de data in de boven-
weergegeven notulen bestudeert, blijkt dat de controle van het
bestuur op de financiën wel zeer onvoldoende was. Zij was zeker mede
schuldig aan deze zaak. Fokker tekent daarom hierbij aan: „Omdat
dus regenten niet voorzichtig waren geweest, werd de heer Job Vis
kind van de rekening en moest hij betalen. Een alleronbillijkst
besluit!"
Intussen was Job Vis op 7 Sept. 1791 overleden. De regenten besloten
toen, de executeurs van de boedel aan te spreken. Deze antwoordden
dat zij de boedel onder recht van beraad hadden aanvaard en daarom
nog geen uitspraak konden doen.
De Regenten vroegen toen aan de Staten van Zeeland of zij nu de boe
del van Job Vis of zijn borgen moesten aanspreken, ofwel degenen die
in 1787 bestuurslid van Schouwen waren. 10 Dec. 1792 antwoordden de
Staten dat de executeurs en de borgen moesten worden aangesproken.
De executeurs weigerden de betaling, zodat 23 Juli 1793 besloten werd
tot een proces. In de notulen van 14 Jan. 1797 werd mededeling gedaan
dat dit proces door Schouwen was verloren. Men besloot toen aan de
Volksvertegenwoordiging (we zitten intussen in de Franse tijd) te vra
gen of Schouwen in appèl mocht komen. Dit, werd afgewezen. Erg zelf
standig waren de regenten niet. Ze zaten behoorlijk onder de duim
van de Provincie.
De plundering ten huize van Job Vis zal hebben samengehangen met
de opstandjes van Patriotten tegen Prinsgezinden. Het waren roerige
tijden. Het doet echter merkwaardig aan, om, zeker in zulke tijden,
twee jaar lang nog niet verrekende gelden in huis te houden. Die ver
rekening had al lang moeten hebben plaats gehad. Ook merkwaardig
is dat deze diefstal uit 1787 pas op 6 Dec. 1788 in het bestuur komt en
dat de commissie die één en ander moet uitzoeken, pas een jaar later
met zijn rapport in het bestuur komt. En op die vergadering moet dan
nog aan de ontvanger gevraagd worden, om welk bedrag het precies
gaat!
Was het verlies van gelden van Schouwen in het geval Job Vis nog een
kwestie van overmacht en onzorgvuldigheid, geheel anders ligt dat bij
de penningmeesters A. H. en J. M. van der Halen.
(Wordt vervolgd) S. F. Kuipers