-395- F. de Masier met zijn kudde schapen aan de zeedijk van Oosterland tegenover de Hoge Zandweg. Gedurende zeer warme dagen in mei en juni, hadden de nog ongescho ren schapen het met hun dikke vacht soms zo warm, dat ze de gehele dag in de schaduw van de beschuttende schaapskooi bleven. Het gebeurde ook wel dat ze van zonsopgang af geweid werden en ze het rond tien uur toch te warm kregen, zodat ze spontaan, gezamenlijk terug liepen naar de schaapskooi en De Masier eenzaam achterlieten. In de maanden juni of juli werden de schapen geschoren. Om de voor- en achterpoten werd dan een touw aangebracht. Het schaap werd op zijn achterwerk gezet, met de borst tegen de op de grond gezeten her der. Deze knipte eerst de rechterzijde van het dier schoon, van kop tot staart. Daarna draaide hij het schaap iets, zodat hij ook de andere flank kon scheren. Het scheren van een schaap duurde bijna een half uur. Per dag raakten 25 schapen hun vacht kwijt. De schaapherder gebruikte vier of vijf gewone schapescharen, die op het eind van de dag allemaal bot waren. De Masier had een draaibare slijpsteen, die met de voet op een trapper in beweging kon worden gebracht, zodat daarop de botte scharen weer konden worden geslepen voor de vol gende dag. Tijdens het scheren bleef de gehele kudde in de schaaps kooi. De Masier droeg dan een speciale overall omdat deze uitzonder lijk vet werd en pas werd gewassen na beëindiging van het scheren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1988 | | pagina 7