-396- Elk jaar kreeg De Masier bezoek van een wolhandelaar, die de vachten opkocht. Per schaap leverde het 5 kg wol op, die 1,- tot 2,50 per kg. opbracht. De Masier had ook een spinnewiel, waarmee hij zelf ook spon. Van de gesponnen wol breide hij sokken, maar uitsluitend voor eigen gebruik. Hoewel dat aan een dijk niet veel voorkwam, moest De Masier steeds opmerkzaam zijn of een nog ongeschoren volwassen schaap niet op de rug kwam te liggen. Zo'n dier kan dan namelijk zelf onmogelijk over eind komen. Zonder hulp stikt het, meestal binnen enkele uren, door dat de ademhalingsorganen worden dichtgedrukt. De Masier had ook vier melkschapen van het Zeeuwse ras, die hoog op de poten staan. Dagelijks gaven deze samen 8 liter melk, die hij met een handkarnmolen karnde. De boter was voor eigen gebruik. Had hij te veel schapemelk, dan voerde hij daarmee het door hem gemeste varken. Voor het nageslacht van de kudde verleenden twee rammen hun mede werking. Na een paar jaar gefunctioneerd te hebben kocht men elders een paar andere rammen, om inteelt in de kudde te beperken. Daar de lammeren bij voorkeur in het voorjaar moeten worden geboren, wer den de rammen van juli tot september voorzien van een ramschort. Dat was een 50 x 50 centimeter grote lap van zacht leer, die met een touw om de rug van een ram, vóór de achterpoten, werd bevestigd. Daardoor bleven zijn sexuele pogingen zonder resultaat. In september werden de schorten verwijderd en kregen de rammen vrij spel. Na een ruim vijf maanden durende dracht werden de lammeren in de eerste maanden van het jaar geboren. Soms in januari, de meesten in februari of maart, de „laatstlopers" in april. Het was altijd een hele drukte in die tijd, want het was nogal eens nodig dat bij het lammeren hulp moest worden geboden. In deze periode ging De Masier dan ook één of twee maal per nacht vanuit zijn woonhuis in het dorp naar de schaapskooi om te zien of alles goed verliep. Kwamen er nog lamme ren in de tijd dat de kudde reeds werd geweid, dan moest laag gelegen drassig land worden vermeden, wegens het nat worden of zelfs ver drinken van het lam. Dit kwam echter zelden voor bij schapen die aan een dijk liepen. In 1938/39 verkocht De Masier zijn woning en schaapskooi te Sir Jans- land en vertrok naar Bruinisse. Daar liet hij een nieuwe woning en schaapskooi (voor 1000,-) bouwen bij de boerderij van M. J. Klompe aan de ,,Buze" (Buysse). Sedertdien liet hij zijn schapen aan de dijken van Viane grazen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1988 | | pagina 8