stadskantoor van een passende voorgevel te
voorzien - graag had ik me de taak gesteld
om dit echt eigentijds te doen (het interieur
daarachter is dat n.l. wel!). Doch dan is
het een voorwaarde dat je ergens „tussen"
kan bouwen en daar was er alleen een veel
lager woonhuispandje naast, zodat een
zekere aanpassing aan de bestaande
monumentengevel overbleef. Een
roedeverdeling in deze nieuwe kantoorgevel
had m.i. niet nodig geweest, doch het
gemeentebestuur wenste het goede
voorbeeld te geven en zo'n soort legitieme
eis van een opdrachtgever willig ik van
harte in.
Ook in de sterk in de publiciteit gekomen
Abdij kwestie, waarin de architekt aan de -
overigens niet echt authentieke Statenzaal -
een glazen verpozingsruimte wilde
toevoegen, ontstond de roep naar een meer
historiserende aanbouw en kreeg men de
instanties zover, dat uiteindelijk de minister
zich ermee moest bemoeien met als gevolg
dat met enige detail-ingrepen - die het
modieuze plan overigens wel ten goede zijn
gekomen - het glazen aanbouw is gebleven,
maar de bouw ervan meer dan een jaar
vertraagde. De kritiek van de groepering,
die zich Vrienden van de Abdij noemde,
was m.i. niet op realistische gronden
gestoeld en bracht slechts de konklusie, dat
de eigentijdse toevoeging geen hoogstandje
van hedendaagse architektuur was.
De mening dat slechts een historiserende
toevoeging harmonie kan brengen is te
beperkt van opvatting. Zelfs het pure
kontrast kan een harmonie opleveren, doch
dan dient de architekt zich wel optimaal te
beheersen.
Het gaat in de hedendaagse architektuur
om de symbiose tussen in- en exterieur; wij
dienen die eerlijkheid ook in onze
beschermde steden en dorpen zoveel
mogelijk te volgen. Ook dit mag geen
purisme worden en elke invulling of
toevoeging zal geval voor geval beoordeeld
moeten worden.
Konkluderend kan ik stellen, dat in vele
monumentensteden, zo niet in alle, de zorg
van gemeente, rijksdienst,
welstandskommissie en praktiserende
„echte" architekten, de laatste jaren veelal
zo groot is, dat echte excessen tot de
uitzonderingen behoren. Een m.i.
belangrijke zaak blijft daarbij, dat niet de
gedachte van ex-minister Winsemius om de
welstandskommissies maar af te schaffen
doorgang zal vinden; want alhoewel deze
kommissies - meestal bemand door zelf
elders praktiserende architekten - door de
buitenstaanders, overigens veelal ten
onrechte, als vervelende
schoonheidsapostelen worden beoordeeld,
leveren zij in de praktijk hun beschermende
inbreng, die voor het nodige evenwicht of
zo u wilt „harmonie" zorgt. En met
harmonie is onze gebouwde omgeving
gediend. De vereniging Stad en Lande
streeft dit na - ook na haar jubileum!
W. J. Kraamer, architekt bna/bni
Schuddebeurs
23