Moeilijkheden met de financiën van de polder Schouwen in de 18e en 19e eeuw (Slot) Was het verlies van gelden van Schouwen in het geval Job Vis nog een kwestie van overmacht en onzorgvuldigheid, geheel anders ligt dat bij de penningmeesters A. H. en J. M. van der Halen. Eerstgenoemde komt in de notulen naar voren als iemand die bezig is een goede carrière op te bouwen. Hij zal hiervoor ook wel bekwaamheden gehad hebben. 28 Jan. 1791 werd in plaats van mr. M. Imans, overleden, tot penningmeester (van de polder Schouwen) benoemd Jacob Imans, wien 15 April d.a.v. werd toegestaan de betrekking te laten waarnemen door A. H. van der Halen. 7 Sept. 1791 overleed de secretaris en rentmeester van 's Lands landen Job Vis en werd goedgevonden, op verzoek van diens executeurs, dat tot Kerstmis 1791 A. H. van der Halen beide ambten zou waarnemen. 17 Dec. 1791 werd A. H. v. d. Halen tot secretaris en rentmeester benoemd, terwijl tot subsrituut-penningmeester werd benoemd J. M. van der Halen. 4 Jan. 1796: de substituut-penningmeester J. M. v. d. Halen werd ontslagen, wegens een deficit in zijn kas. De waarneming werd opgedragen aan A. H. v. d. Halen. 24 Dec. 1796 werd het nieuwe bestuur, dat volgens het nieuwe reglement op het bestuur van Schouwen bij de Volksvertegenwoordiging van 15 Aug. 1796 was vastgesteld, geïnstalleerd. Secretaris werd Jan Mosselmans. V. d. Halen, de vorige secretaris, werd heemraad. In de eerste bestuursvergadering werd A. H. v. d. Halen tot penningmeester benoemd, zodat een nieuwe Heemraad moest worden gekozen. 9 Aug. 1812 Door Napoleon was krachtens het decreet van 1811 bij besluit van 20 Juni 1812 een nieuw bestuur van Schouwen aangesteld, nu de Centrale Directie genoemd. A. H. v. d. Halen werd secretaris-penningmeester van deze Directie. 31 Maart 1823 bleek de penningmeester een tekort in de kas te hebben van 31.599. De Centrale Directie schorste hem in zijn functie en de waarneming werd opgedragen aan Mr. Rost van Tonningen. Het deficit bedroeg tenslotte na de uitkering uit den boedel 27.000. Bij K.B. van 8 Aug. 1824 werd de Directie gemachtigd op te nemen 27.000 tegen 5%, af te lossen in 11 jaren, uit een verhoogd dijkgeschot van 48 cents per bunder. Dat was dan het einde van een 32-jarige loopbaan bij de polder, waarvan 27 jaren als penningmeester. Bij al de benoemingen van secretaris, ontvanger, penningmeester en heemraad kwam steeds A. H. v. d. Halen op de één of andere manier aan bod. De eerste maal na het overlijden van de penningmeester als substituut (waarnemer) van de nieuwbenoemde, die het vak niet verstond, of wèl de inkomsten van het ambt wilde hebben, maar niet het werk wilde doen. Daarna bij het overlijden van de secretaris eerst als waarnemer aangewezen en vervolgens tot opvolger benoemd. Daar secretaris en penningmeester toendertijd blijkbaar nog niet waren te combineren, werd als substituut-penningmeester benoemd J. M. v. d. Halen (een familielid?). Toen deze laatste verduistering pleegde, ontdekt nadat de Patriotten aan de macht waren gekomen, werd A. H. v. d. Halen weer substituut-penningmeester. In hetzelfde jaar nog verloor hij het secretariaat, maar werd wel, (als compensatie?) heemraad gemaakt. Dit was hij echter zeer kort; omdat hij tot penningmeester werd benoemd. Na de inlijving bij Frankrijk kwam er een geheel 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1989 | | pagina 28