karakterloos samenraapsel van quasi- moderne bouwsels, waartusschen de enkele gespaard gebleven monumenten om wraak zullen roepen. Moge ditmaal deze alarmroep niet vergeefs zijn". De volgende dag stond er weer een ingezonden stuk in de Zierikzeesche Nieuwsbode. Pastoor L. Brink, die zich aangesproken voelde, reageerde snel. In uiterst felle bewoordingen meende de Weleerwaarde Heer de Ingenieur de les te moeten lezen. De pastoor wees erop dat het Monumentenzorg was, die de voorgevel had ontworpen. Die instantie moest dan maar in staat van beschuldiging worden gesteld. Pastoor Brink vervolgt: „Ook de vroolijke noot ontbreekt niet in deze, overigens in zeer somberen toon gestelde, compositie, ontsproten aan het pretentielooze brein van bedoelden Heer". In de pastorale compositie klinkt het slotaccoord als volgt: „Aan het slot van Uw artikel, roept U „de minnaars van de schoonheid van Zierikzee een „wordt wakker toe". Ik op mijn beurt wensch U toe een welgemeend „wel te rusten, mijnheer Jan den Boer", want (ik zeg dit uit eigen ervaring) zoolang hier in Zierikzee een stadsbestuur en een bouwkundig toezicht bestaan, zooals tegenwoordig het geval is, welke met haast pijnlijke bezorgdheid waken over de schoonheid van onze stad en welke Nog eens het laat-gothische huis met het Mosselpoortje, in z'n oude glorie (juni 1916). Let ook op de zgn. speklagen in de linker gevel. (Uit: J. J. Westendorp Boerma en C. A. van Swigchem Zierikzee, vroeger en nu) 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1989 | | pagina 6