geregeld het oordeel vragen van Monumentenzorg, om zich met stiptheid aan dit oordeel te houden, kost wat kost, zoolang hebben wij geen adviezen uit Vught noodig en kunt u dus rustig gaan slapen. En rust, mijnheer Jan den Boer, zal u goed doen, na al die ergernis, welke gij hebt opgedaan bij uw laatste Zierikzeesche bezoek, over ,,de lieden, welke de door het voorgeslacht ons overgeleverde schatten vernielen". De mond van Ir. Den Boer was allesbehalve gesnoerd, want een week later reageerde de architect en haalde op zijn beurt fel uit: „Het lust mij niet nader in te gaan op de zeldzame grofheid en de onwaardige tendentieuze wijze, waarop de scribent van het ingezonden stuk, teekenende met den naam L. Brink, tracht een zoo belangrijke aangelegenheid als het behoud van het stadsschoon van Zierikzee met behulp van onwaarheden tracht naar het persoonlijke plan te drijven. Het spijt me voor den schrijver van het gewraakte stukje, dat zijn wensch niet in vervulling zal gaan. De vrienden van Zierikzee zijn klaar wakker en zij zullen dat blijven, alle booze bakerpraatjes ten spijt!" Timmerman P. B. van 't Veer had het inmiddels opgenomen voor Ir. Den Boer en op bezadigde toon zijn oordeel gegeven. Hij wees erop hoe Ir. Den Boer - tevergeefs - had gepleit voor behoud van het rococo- interieurs van de Rooms-Katholieke kerk. ,,U vergeet mijnheer Pastoor dat u straks eventueel uit Zierikzee vertrekt. Wij daarentegen niet. Zorg er dan voor dat er niet van u gezegd kan worden, dat u ons op dat gebied veel ontnomen heeft. Wilt u in die richting werkzaam zijn, dan zijn we ook u dank verschuldigd". Opnieuw was het woord aan pastoor Brink, die zich erover verwonderde dat Ir. Den Boer hem beschuldigde van grofheid. Niet zonder humor merkte de Katholieke leidsman op: „Tegen een kanonnade verdedigt men zich nu eenmaal niet met een proppenschieter en een bokser benadert men niet met een fluweelen handschoen. Waar blijft het spreekwoord: „Wie kaatst moet de bal verwachten". Het laatste woord was aan Ir. Den Boer, een geloofsgenoot van de pastoor, die nog eens uitlegde met welke bedoeling hij zijn noodkreet de wereld had ingezonden. De nieuwe pastorie was inderdaad gebouwd naar een tekening van Monumentenzorg. Wat pastoor Brink niet vermeldde was het feit dat het eerste ontwerp van architect C. Smits uit Den Haag als onaanvaardbaar was afgewezen. Het door Monumentenzorg aangedragen alternatief was weliswaar verre van ideaal, maar toch altijd nog beter dan het oorspronkelijke voorstel. Foeilijk bleef het platte dak. In Zierikzee stond het pand al snel bekend als „de fabriek van de pastoor". Het Mosselpoortje Architect Smits had inmiddels een nieuw plan gereed. Het betrof de sloop van het voormalige huis De Mossel, in gebruik als Liefdehuis, met het ernaast gelegen huis met de zogenaamde Dordtse gevel en het Mosselpoortje. Opdrachtgeefster was de Overste van de „Congregatie der Zusters Franciscanessen van de H. Harten van Jezus en Maria" te Aerdenhout. De architect was door de discussie in Zierikzee een ervaring rijker geworden en dacht de les begrepen te hebben. Aanvankelijk dacht hij enkele fragmenten uit de oude gevels te verwerken, maar dat bleek niet doenlijk. Hij ontwierp daarom een in veel opzichten merkwaardige geval in imitatie Dordtse stijl, met ernaast een poortje in 17de eeuwse trant. Burgemeester en Wethouders zonden de stukken eind 1938 door aan de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg en stelden de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in kennis van de aanvraag tot sloop en herbouw. Monumentenzorg sprak een vernietigend oordeel uit. Met de architect had ze zulke slechte ervaringen, dat men geen heil zag in verdere bemoeienissen met hem. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1989 | | pagina 7