voormalige kloosterkerk aan het Rapenburg werd in 1581 bestemd voor universiteitsgebouw. In de 17e eeuw telde Leiden 70.000 inwoners. De textielnijverheid bood velen arbeid. Uit deze tijd dateert de Lakenhal (nu Stedelijk museum) aan de Oude Singel, waar het laken werd gekeurd. Ook de vele hofjes die door welgestelden gesticht werden voor de minder bedeelden zijn uit deze tijd. De verschillen tussen arm en rijk waren enorm groot. In Leiden zijn nog zo'n 35 hofjes over. Die herbergen naast bejaarden nu ook studenten. Vele ervan zijn in de laatste 20 jaar gerestaureerd en aan de eisen des tijds aangepast. Het St. Annahofje dateert al uit 1492. Het interieur van de kapel is nog het oorsponkelijke. Na de 17e eeuwse bloei ging de welvaart snel achteruit. De grondstof voor de lakenindustrie was wol die uit Engeland werd geïmporteerd. Geleidelijk namen de Engelsen zelf de productie over. Door de lagere lonen daar werd de concurrentie zwaar. De lakenreders opdrachtgevers) trokken naar het Brabantse platteland. De stad verpauperde en liep leeg. Tot overmaat van ramp richtte een ontploffend kruitschip in 1807 enorme schade aan. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw vestigden zich industrieën, speciaal in de oude arbeiderswijken in het N. en O. van de stad. Wallen en bolwerken werden toen afgegraven, poorten gesloopt, grachten en sloten gedempt. Dit laatste ging door tot na 1960 en heeft veel afbreuk gedaan aan het oorspronkelijke „water"karakter van Leiden. De naam van de stad is mogelijk ontleend aan „leede", dat watergang betekent. Na 1970 besloot men de woonfunctie van de binnenstad te bevorderen. Er is sindsdien ook veel gerestaureerd, want het uitgangspunt is dat stadsvernieuwing en zorg voor monumenten hand in hand gaan. Dit beleid uit de jaren zeventig, waarbij men de burger nauw heeft betrokken, gaat er van uit dat nieuwbouw in oude wijken wel degelijk een moderne verschijningsvorm mag hebben. Men heeft ervaren dat zodoende zelfs meer begrip voor monumentenzorg wordt gewekt. Aan de Breestraat staat het Stadhuis. Na een verterende brand in de strenge winter van 1929 werd het totaal herbouwd. De gevel aan de Breestraat (laat-16e eeuws) kon behouden blijven. In het Kunstreisboek voor Zuid-Holland noemt drs. Peter Don deze „een der rijkste voortbrengselen van de renaissance in ons land". Ook heel fraai is de gevel van het Gemeenlandshuis van Rijnland, Breestraat 59, eveneens laat-16e eeuws. Natuurlijk is er veel meer te bekijken. De Universiteit heeft gebouwen die stijlen uit vier eeuwen laten zien. Er zijn woonhuizen uit Leidens rijke dagen, de Latijnse school, het Stadstimmerhuis, musea en kerken. Genoeg om nog eens terug te komen! Het Kunstreisboek voor Zeeland, eveneens samengesteld door Peter Don, is beschreven in jVlededelingenblad 54, blz. 192. 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1989 | | pagina 25