spreken ervan rijzen nog al eens
problemen.
Die komen dan voort uit de
omstandigheid, dat men de landstaal
eigenlijk toch te weinig beluistert en
praktizeert om tot een goeie mondelinge
beheersing te kunnen komen.
Het ideaal zou een bewuste tweetaligheid
zijn, een goeie schriftelijke zowel als
mondelinge beheersing van zowel dialect
als landstaal. Zulke tweetaligheid eist
evenwel niet alleen een goed taalgevoel,
maar ook een voortgezette zorg en
aandacht voor de taal.
Wijds verbreid in Zeeland is een
mengelmoes van zeeuws en landstaal in het
mondelinge taalgebruik. Daarin spreekt
gemakzucht mee, maar ook kunnen de
omstandigheden van alledag dat min of
meer uitlokken. In alle situaties namelijk,
waarin onzekerheid ontstaat: kan ik nou
met m'n pure zeeuws terecht of kan ik dat
beter maar een beetje aanlengen met wat
hollands. Zulke onzekerheid kan zich
voordoen bij loketten, in kantoren en
winkels en niet te vergeten bij de contacten
die zeeuwen in de zomermaanden hebben
met de talloze toeristen van buiten de
provincie.
Voor het dialect en voor de toekomst ervan
is het hutspot-zeeuws funest. Het werkt de
verwatering in de hand. Je krijgt ook de
indruk, dat zeeuwen nog al eens te vlug op
het mengelmoes overstappen. Waarom bij
voorbaat zo bang, dat de ander het
plaatselijk dialect wel niet zal begrijpen?
Wie in Zeeland komt, mag ook best wat
moeite doen om een woordje zeeuws te
leren kennen. Velen van buiten willen best
eens horen hoe het zeeuws klinkt. We
moeten ze dan ook de kans geven. En als
er b.v. in plaats van „Zimmer frei" zou
staan „Kaemers vrie", dan zou zo'n zeeuws
visitekaartje al heel gauw wennen en
ingeburgerd raken.
Erger is de bedreiging van het zeeuws als
zeeuwen zich voor hun dialect gaan
generen of met het idee rondlopen, dat
hun dialect hen in de onverzorgde of
onontwikkelde hoek plaatst. Wat dat
betreft zijn er veel misverstanden. Zeker, in
het zeeuws kun je je netjes en niet netjes
uitdrukken, maar dat geldt in niet mindere
mate voor de landstaal! Een hardnekkig
misverstand noemt zeeuws in de kerkdienst
„oneerbiedig". Voor een deel komt dat
voort uit de omstandigheid, dat men er nu
eenmaal niet aan gewend is in de kerk ook
nog eens iets anders dan de landstaal te
horen. Voor een ander deel wordt de
indruk van „oneerbiedigheid" misschien
mede teweeggebracht door de afwezigheid
van u in het dialect. In het dialect is het
jie, je, onverschillig tegen wie je spreekt en
dat jie is net zo beleefd als het hollandse
u. Wie jie onbeleeft vindt in het zeeuws,
kent het dialect niet en zit onder de plak
van de landstaal.
De gevolgen van de dagelijkse wedijver met
de landstaal zijn duidelijk merkbaar. Het is
een proces dat steeds sterker doorwerkt,
naarmate de oude leefgemeenschappen
worden „ontsloten", zoals dat heet. Veel
karakteristieke dialecteigenaardigheden
verdwijnen of zijn in de loop van de tijd al
verdwenen. Soms zijn ze bij ouderen nog
bekend en in beperkt gebruik, terwijl de
jongeren met een lach reageren als je
ernaar vraagt: nee, dat gebruiken ze niet
meer.
Het dialect is een te waardevol bezit om
het passief ter ziele te laten gaan. Het
verdient zorg, ook bij het doorgeven aan
een volgend geslacht van deze rijke erfenis
uit het verleden. Voor het behoud is in de
eerste plaats nodig een juiste mentaliteit bij
de dialectgebruikers zelf. Besef van de
waarde van het dialect en van het belang
van een zuiver gebruik in alle situaties
waarin dat zonder bezwaar kan.
75