Meer dan 50 jaar archeologie op Schouwen-Duiveland De periode voorafgaande aan de oprichting van 'Stad en Lande' (1911-1939) In 1925 verscheen van de hand van de toenmalige direkteur van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, dr. J. H. Holwerda, één van de eerste boeken over de archeologie van Nederland voor een breed publiek. De titel luidde: 'Nederlands Vroegste Geschiedenis'. Bekijken we de achterin opgenomen verspreidingskaarten dan is er in Holland en Zeeland nog nauwelijks sprake van een vroegste geschiedenis. In Zeeland treffen we de bekende Romeinse Nehalennia tempel en de vroegmiddeleeuwse begraafplaatsen op het strand bij Domburg aan. Op Schou wen-Duiveland zien we in het duingebied van de Westerenban vroegmiddeleeuwse nederzettingsresten aangegeven en vondsten die worden toegeschreven aan de 'Friesch- Bataafsche' bevolking. Dat van Schouwen- Duiveland überhapt vondsten vermeld konden worden, danken we aan amateurarcheoloog J. A. Hubregtse uit Burgh1- Al vanaf het begin van de twintiger jaren correspondeert deze hoofdonderwijzer over zijn onderzoekingen en vondsten in de stuifketels van de Westerenban met bekende archeologen uit zijn tijd zoals A. E. van Giffen, P. C. Boeles, A. E. Remouchamps en J. H. Holwerda. Samen met zijn vriend J. M. de Nooijer, hoofd van de openbare lagere school van Renesse, brengt hij op Afb. 1. J. A. Hubregtse geportretteerd in een van de stuifketels van de Westerenban. Foto J. Hudig omstreeks 1930 (Coll. Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen). 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1989 | | pagina 8