zeer zorgvuldige wijze het duingebied in kaart, zodat tot op de dag van vandaag de wetenschappelijke waarde van de vondsten behouden is gebleven. Zo bleek onlangs bij nadere bestudering van de vondsten (die hij heeft nagelaten aan het Zeeuwsch Genootschap) dat de Friesch-Bataafsche bevolking in werkelijkheid omstreeks 800 tot 400 vóór Christus in de kop van Schouwen had gewoond.- Veel terreinsituaties werden ook fotografisch vastgelegd door J. Hudig uit Wageningen (afb. 1). Ook op andere plaatsen op het eiland is Hubregtse aktief, onder andere bij het afgraven van vliedbergen. In 1940 begint dr. W. C. Braat, evenals Holwerda vanuit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, op instigatie van Hubregtse aan een proefopgraving op de burcht van Burgh. Hiermee komt de vroegmiddeleeuwse ouderdom van de burcht vast te staan. Op 27 januari 1939 schrijft de Nooijer Hubregtse een brief waarin de oprichting van 'Stad en Lande' ter sprake komt: „Ik had woensdag gaarne naar Zierikzee gegaan om de vergadering te bezoeken, waarin de nieuwe vereniging „Stad en Lande" van Sch.-D!' is opgericht, doch ik was deze week te druk bezet om er ook die avond nog aan te wagen. Per slot kun je niet alles bijwonen. Toch ben ik wel benieuwd of er van die ver. actie zal uitgaan...!'. De periode van 1940 tot 1960 In de 15 jaar na de Tweede Wereldoorlog wordt de Nederlandse archeologie snel volwassen. De universiteiten stichten aparte opleidingen en in 1948 wordt de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek opgericht. In 1955 treedt als eerste beroepsarcheoloog voor het zuidelijk deltagebied ir. J. A. Trimpe Burger aan. In zeer korte tijd moet er veel gebeuren. Vooral de rigoreuze verkaveling van Schouwen-Duiveland in 1956-57 laat zijn sporen na of liever gezegd ruimt zeer veel archeologisch sporen op! De afgraving van de Brabers-rug ten zuiden van Haamstede leidt tot de eerste belangwekkende archeologische opgraving in het kustgebied van West-Nederland. De resultaten zijn nog steeds zeer waardevol. De eerste en tot op heden enige duidelijke Neolithische plattegronden van huizen van mensen van de Vlaardingencultuur (ca. 3000 jaar voor Christus) worden opgetekend (afb. 2). Enkele maanden daarvoor waren al op het zuideinde van Brabers huizen uit de Romeinse Tijd opgegraven.3 Het afgraven van vliedbergen gaat onverminderd door. Bij enkele, zoals bij Nieuwerkerk, Dreischor, Noordwelle en Westerschouwen, kunnen vertikale doorsneden worden bestudeerd. Ook (verdwenen) kastelen worden archeologisch onderzocht door de specialist op dit gebied, dr. J. G. N. Renaud (ROB). Te noemen vallen b.v. het Huis Windenburg bij Dreischor (1955); kasteel Herkestein (1957) en nog later Oostersteijn (1958). Het vele archeologische onderzoek is alleen mogelijk door de goede kontakten in de streek. Hier komt het belang van een vereniging als 'Stad en Lande' om de hoek kijken. Zo hielp toen inmiddels' oudschoolhoofd J. M. de Nooijer in 1959 bij de opgraving van het verhoogde kerkhof van het voormalige dorp Klaaskinderkerke. Anderen binnen de Vereniging steunden eveneens het archeologische onderzoek, zoals de toenmalig stadsarchivaris van Zierikzee P. van Beveren, M. C. Koster uit Burgh en dr. J. J. Westendorp Boerma, Zierikzee. De periode 1960 tot heden Deze kwart eeuw wordt gekenmerkt door een betrekkelijke rust. De kastelen van Haamstede en Renesse worden in 1963 en 1969 d.m.v. kleine waarnemingen archeologisch onderzocht. In 1979 wordt de bodemkundige geschiedenis van de Nieuwe Kerk van Zierikzee ontsluierd.3 In 1971 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1989 | | pagina 9