Sprokkelingen uit de historie van Zierikzee De bewoners en bezoekers van Zierikzee kunnen nu op elk gewenst tijdstip zowel bij dag als bij nacht de stad binnen de wallen verlaten en daarin terugkeren. In vroeger tijden was dat geheel anders, omdat de stadspoorten 's avonds gesloten werden. Men moest er rekening mee houden, dat in de zomermaanden van 21.30 uur tot 's morgens 3.uur en in de winter van 20. uur tot 4.uur de poortdeuren gesloten waren. De portier kon gewekt worden door een bel te laten luiden en na kortere of langere tijd werd het klinket voor de late voetganger geopend, die tegen betaling van een stuiver mocht binnentreden. Het sluiten der poorten werd met ingang van 1 mei 1866 afgeschaft. Toen ging omstreeks 9. uur 's avonds een omroeper binnen de stad rond, die aankondigde: „De klok heeft negen, sluit de deuren en vensters, want negen heeft de klok!" Men kan gerust aannemen, dat deze aankondiging in het Zierikzeese dialect plaats vond. Een aantal poorten is inmiddels afgebroken, zoals de Hoofdpoort, Zuidwellepoort, Westpoort, evenals de Beulstoren. Deze laatste stond in de buurt van de plaats, waar nu de dam van het Jannewekken is. In de volksmond noemde men de Beulstoren „het sophuis", omdat er vroeger landlopers „op water en brood" in opgesloten werden. De reeds gedeeltelijk ingestorte walmuren om de stad werden na 1829 verder gesloopt en de Wandelingen werden er op aangelegd. Het „Slingerbosch" genoot de eer op aanwijzingen van de echtgenote van een wethouder de plantsoenvorm te verkrijgen. Dit voor een select publiek toegankelijk gedeelte „openbaar groen" werd gedurende de eerste tijd met hekken afgesloten. De beide gemetselde hekpalen aan de Oude Haven nabij de Havenpoort leggen hiervan nog getuigenis af. Enkele bevoorrechten waren in het bezit van een sleutel van genoemd hek en konden naar believen in het „Slingerbosch" vertoeven. Het stadsgezicht vanaf het „witte bruggetje" tussen beide Havenpoorten werd van oudsher beheerst door de met bomen omzoomde binnenhaven, met in de verte de ranke spits van het stadhuistorentje. Tegenwoordig vindt men vanaf de muur bij het Kraanplein op het gedempte gedeelte van de binnenhaven (nu Havenpark en Havenplein), een oase van goed verzorgde bloemperken met een fontein. Premies voor woningverbetering waren vroeger net als thans het geval is niet onbekend. In 1756 besloot de raad dat een soort premie verstrekt zou worden aan diegene, die een houten voorgevel door een stenen verving. Voor een dergelijke verbetering verkreeg men voor 10 en soms 25 jaar vrijdom van buitengewone huisschatting. Het is interessant te vernemen, dat op de Dam tussen 1753 en 1804 voor elf gevels deze premies verstrekt werden: Tot in het eerste kwart van de vorige eeuw werden nog vele luifels, pothuizen en stoepbanken aangetroffen. Het oude centrum rond de in 1832 verbrande middeleeuwse St. Lievensmonsterkerk (thans Nieuwe of Grote Kerk) met de toren, heeft weinig aan monumentale panden meer te bieden. Er resten nog het Burgerweeshuis aan de zuidzijde en het jeugdgebouw „De Driehoek" aan de noordzijde. Naast het tegenwoordige „weeshuis", dat in de eerste helft van de vorige eeuw door de familie van Adrichem bewoond werd, stond (aan de westzijde) het oude 16e eeuwse weeshuis, dat zich tot aan de Wevershoek uitstrekte. Het gedeelte van het Kerkplein Zz., tussen Wevershoek en Raamstraat - een afstand van ±90 m. - bood plaats aan 8 grote gebouwen, enkele daarvan met een gevelbreedte van 17 en 19 m. Na 1820 werden deze niet meer bewoond en ze kwamen weldra in vervallen staat te verkeren. Er bevond zich hier ook het „Heerenlogement", dat in 1832 verdween. Nu vindt men daar het kantoorgebouw van 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1989 | | pagina 32