af en toe zijn vaderstad en haalde
herinneringen op. Zijn band met zijn
geboortegrond was intens. In menig gedicht
klinkt de trots door een Zeeuw en
Zierikzeeënaar van geboorte te zijn. Fraai
van toon zijn de woorden in het eerste
couplet van het gedicht „Schouwen en
Duiveland"
Als een groot gebloemd tapijt
In strakken rand gehouwen,
Als een waaier uitgespreid,
Ligt Duiveland en Schouwen.
't Is daar, waar ik zoo menig keer
Het wuivend graan zag rijpen;
Land van kleuren, forsch en teer!
Zoo mooi, - van Burgh tot Zijpe!
'k Bezing haar lof op dank'bren toon,
Mij jeugd werd mij gegeven
Te midden van haar land'lijk schoon
En mooie, groene dreven;
Waar 'k doolde en droomde - en genoot
Van duin en bosch en weiden
En huis en kluis mij vriendschap bood,
Eenvoudig en bescheiden!
En .waar natuur, zoo mild en rijk
Haar weelden laat aanschouwen
O, plekjes lief? op duin en dijk,
Bij Haamstee en Noordgouwe!
De schrijver ter kerk
Hendrik C. Wilson was een gelovig mens.
In zijn gedichten klinkt een opgewekt
geloofsleven door. Hij ging op jeugdige
leeftijd veel naar de (Hervormde) kerk.
Toen hij in 1925 Zierikzee weer eens
bezocht, besloot hij een kerkdienst bij te
wonen.
Die zondagmorgen - 23 augustus 1925 -
preekte in de Kleine of Gasthuiskerk ds.
G. J. Waardenburg. Zijn gedachten schreef
H. C. Wilson neer in een ontroerend
„opstel". We geven het hier in verkorte
vorm weer. De spelling is aangepast.
Aan de gedachtenis van mijn vader en
moeder gewijd.
Opstel naar aanleiding van mijn
kerkbezoek op zondagmorgen 23 augustus
1925 in de kleine kerk te Zierikzee.
Als het ontbijt in het hotel deze
zondagmorgen wat later is begonnen en
wat langer heeft geduurd dan de andere
dagen en het gesprek met de weinige
gasten minder interessant wordt, hoor ik
opeens het luiden der klok van de „kleine
kerk", wat mij klonk als muziek, die van
verre komt, maar ik al spoedig herkende
als dezelfde klank, als kind gehoord, toen
Vader mij aan de hand hierheen bracht en
dat luiden mij uitlegde als: „Bing-bang"
„Kom gauw!"
Het luiden van de klok - zou ik soms nog
geweifeld hebben - spoorde mij des te meer
aan deze morgen de godsdienstoefening te
gaan bijwonen.
Mijn plan was toch al sinds lang, dat -
mocht ik weer eens in mijne geboorteplaats
komen - ik dan zeker een bezoek zou
brengen aan deze kerk, waar voor mij
zovele herinneringen aan verbonden zijn -
en waarin ik ruim veertig jaar niet was
geweest!
Veertig jaren! ...Stil verlangen dreef mij in
deze kerk weder eens den „dienst bij te
wonen, de kerk weer eens van binnen te
zien, de plaatsen te zien, waar ik als kind -
als knaap - als jongeman had gezeten! en
het trok mij onweerstaanbaar daar eenige
oogenblikken te zijn en te mijmeren over
zoveel en zovelen, die daar mét mij zo
menige zondagmorgen zijn geweest en nu
al lang niet meer zijn!
Hoe vaak ik ook, toen Vader nog leefde, te
Zierikzee ben geweest, niet ene keer kwam
ik ertoe „ter kerke" te gaan; de tijd was in
de regel nog al kort en door velerlei
omstandigheden werd het tot een
„volgende" keer uitgesteld! Maar nu Vader
weer al jaren dood is en zoveel is
veranderd, nu geen één familielid er meer
woont en ik als een vreemde in „mijn
stadje" ronddool en er een paar
vakantiedagen - in een hotel - doorbreng,
nu wil ik deze zondagmorgen „ter kerke"
gaan, daar mijn gedachten de vrije loop
laten, denken aan vroegere dagen, aan mijn
jeugd; aan de tijd, dat ik al van huis was,
maar hier toch altijd nog een „thuis" had
273