wordt v. d. Vlugt geprezen als „een man,
die zich veel met de oude bijzonderheden
van zijn land heeft bezig gehouden". Het
300-jarig zelfstandig bestaan van de
gemeente is hem dan ook niet ontgaan. Ik
heb de indruk, dat verder door niemand
veel aandacht is geschonken aan dit
jubileum. De notulen van de kerkeraad
zwijgen er over in alle talen. Als
verzachtende omstandigheid kan worden
aangevoerd, dat de predikant, ds. G. B.
Fijnvandraat, nog geen twee jaar in
Nieuwerkerk was. Ook verder is er niets en
niemendal gevonden over het jubileum. We
moeten het doen met wat er op de
originele naamlijst staat. In elk geval staat
daarmee vast, dat de lijst honderd jaar oud
is.
Vanaf 1891 tot in de Tweede Wereldoorlog
heeft de lijst rustig en ongestoord
gehangen aan de muur van de consistorie,
maar daarna werd het anders. In februari
1944 begon op last van de bezettende
macht, de inundatie van Schouwen-Duive-
land. Waarbij ik nadrukkelijk opmerk, dat
in 1944-'45 de hogere gedeelten van het
dorp Nieuwerkerk droog bleven. Een heel
andere situatie dus dan bij de
stormvloedramp van 1953, toen het water
steeg tot een hoogte gelijk aan het
allerhoogste punt van het dorp, namelijk
het oostelijk einde van de Hoge Kerkstraat.
De bewoners moesten evacueren op enkelen
na, die moesten blijven, zoals het personeel
van het waterschap de „Vier Bannen van
Duiveland". Zij kregen woonruimte
toegewezen bij het stoomgemaal te
Stevensluis. Onder hen was ook
C. Stoutjesdijk Wzn, één van de
ouderlingen van de Herv. Gemeente. In de
kleine gemeenschap te Stevensluis zal niet
veel te beleven zijn geweest. We kunnen
ons best voorstellen dat Stoutjesdijk wel
eens de laarzen aantrok, om te gaan kijken
bij zijn huis aan de Stoofweg. We kunnen
ons ook voorstellen, dat hij zijn tochten
weieens verder uitstrekte en over het droge
van de „Molenberg", zoals het destijds
genoemd werd, door de Stekelstraat en de
Kerkstraat naar de kerk ging.
Daar bemerkte hij op een keer, dat er kort
voor hem andere bezoekers waren geweest.
Voor de deur van de kerk lag de naamlijst,
door vandalen blijkbaar van de muur
gerukt en daar neergesmeten. Het glas was
natuurlijk kapot. Stoutjesdijk besefte de
historische betekenis van de lijst. Hij heeft
het papier voorzichtig tussen de
glassscherven vandaan gehaald en mee naar
huis genomen. Een geluk, dat hij er zo
gauw bij was. Blootgesteld aan regen en
wind, zou er anders niet veel zijn
overgebleven van de naamlijst. Nu kon zij
na de bevrijding voor de tweede keer aan
de kerkeraad worden aangeboden. We
hebben nog overwogen, om haar opnieuw
achter glas te laten zetten, maar vonden,
dat ze daarvoor te erg beschadigd was.
C. A. Lievense (Kees, toen nog een jonge
man) werd bereid gevonden, om de gevens
letter voor letter op een nieuw stuk papier
over te tekenen. L. J. Soeters maakte een
nieuwe houten lijst. En dat is dan de
naamlijst, die nu in de consistoriekamer
hangt.
Het papier van de originele naamlijst
hebben we, opgerold in een kartonnen
koker gedaan en toegevoegd aan de losse
stukken van het kerkeraadsarchief. Voor
mijzelf heb ik er nog een fotocopie van
laten maken. Wat er daarna is gebeurd, is
onbekend, de lijst scheen spoorloos
verdwenen te zijn. Maar in 1989 deed
kerkvoogd J. Goedegebure een verrassende
ontdekking. De predikantsplaats was
vacant en de pastorie stond leeg. Voordien
wist hij niets af van de naamlijst. Nu trof
hij in een kast de koker aan met daarin
(u raadt het al) de naamlijst, zoals we die
een veertig jaar geleden erin gedaan
hebben. Dit artikeltje hoeft derhalve niet te
eindigen als een nachtkaars, die uitgaat,
maar het heeft een „happy end". De
naamlijst, die M. van der Vlugt een eeuw
geleden aan de kerkeraad heeft
aangeboden, is behouden gebleven voor
latere geslachten. Thans wordt ze veilig
bewaard in het streekarchief.
M. G. Westerhof
261