Stuk van eikenhouten traptrede met ingelegde loden cijfers: 1506. Afkomstig uit het huis LeviticusGemeentemuseum Zierikzee. Het torentje, waarvan een afbeelding alleen van de achterzijde zichtbaar is op de getekende kaart van Zacharias Roman, omstreeks 1660, werd in 1856 afgebroken. Na het overlijden in 1526 van de stichter van genoemd huis, Jan Corneliszoon de Huybert, bleven zijn gezinsleden het huis bewonen tot 1543, waarna zijn neef Anthonis Hermanszoon de Huybert als bewoner vermeld wordt. Hij was koopman en bekleedde de functies van schepen en raad van de stad. Bij zijn overlijden in 1558 liet hij aan zijn weduwe een bedrag van 25.000,na, voor die periode werd dat een zeer grote som geld genoemd. Na het overlijden van de weduwe op 22 september 1599 vestigde haar neef Willem Claasz. Cromstrien de Oude zich in meergenoemd pand. In deze periode wordt in de archieven als naam van het huis „de Pinas" genoemd. Een gevelsteen, waarop een schip van het type pinas gebeiteld stond, zal waarschijnlijk deze naamgeving beïnvloed hebben. Uit het register van de 100ste penning blijkt, dat het huis „de Pinas" als zeer aanzienlijk te boek stond, omdat de aanslag op een jaarlijkse som van 3:6:- pond Vlaams bepaald was. Deze aanslag kan vergeleken worden met een soort personele belasting. Ter illustratie kan verder nog vermeld worden dat het kolossale huis „de Mossel" aan de noordzijde van de Oude Haven, nl. voor 3:8:11 pond Vlaams werd aangeslagen. Het zou te ver voeren alle bewoners en gebruikers uit het verleden de revue te laten passeren, daarom blijft het vervolg beperkt tot de jongste geschiedenis. Het achterste gedeelte van het perceel werd in 1856 geveild en gekocht door een winkelier en koopman. „Het torentje, van welks top men een schoon uitzicht had over de Schelde, is in 1856 afgebroken." Aldus publiceerde P. D. de Vos in 1915. De nieuwe eigenaar Daniël Buijze vestigde er met zijn zonen tot 1882 een zeepziederij, genaamd „de Beijekorf". Het monumentale pand verkreeg nu voor een groot deel de status van bedrijfspand. Het eigenlijke woonhuis, nl. het voorste gedeelte, behield de bestemming tot woning en werd in 1865 verkocht aan Matthias Frederik Cornelis de Kater, handelaar in wijnen. Deze nieuwe eigenaar gaf aan het bijzonder grote gebouw, waarvoor geen bewoners meer te vinden waren, de bestemming van steenkolenpakhuis. Het is te begrijpen, dat een dergelijke degradatie de ergernis van de aangrenzende bewoners opwekte. Het schijnt, dat het gemeentebestuur destijds door de omwonenden op zodanige wijze is beïnvloed, dat naar middelen gezocht werd het voortbestaan van een dergelijk pakhuis op deze lokatie aan de Oude Haven daadwerkelijk te verbieden. Het Koninklijk Besluit van 31 januari 1824 opende de mogelijkheid een dergelijk verbod uit te vaardigen. Alle eigenaren van steenkolenpakhuizen binnen de wallen 263

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1991 | | pagina 9