ambtenaren, maar ook de bezoekers van het stadhuis wisten haar zaak goed te vinden. Na sluiting, vroeger om acht uur 's avonds, gingen de twee dames traditiegetrouw nog een klein wandelingetje maken. Ze kwamen dan altijd langs ons huis, de ene liep wat zwaarder vanwege haar omvang en de andere liep een stuk vlotter. Het sigarenwinkeltje en de daarnaast gelegen Waag, (Melkmarkt) waar vroeger de veekooplieden hun vee kwamen wegen, zijn nu aan de achterkant bij het stadhuis getrokken. De panden hebben aangepaste voorgevels gekregen, die uit stedebouwkundig oogpunt goed bij de rest van de huizen aansluit. In deze panden huist nu de gemeentesecretarie. Ter nagedachtenis aan de fijne contacten met tante Pie is er in de hal een klein beeldje van haar geplaatst. Ook de grote weegschaal waar op de beesten werden gewogen, is als bezienswaardigheid daar nog aanwezig. De grote oude waterpomp staat nog in volle glorie op zijn vaste plaats voor de vroegere Waag. Er waren twee sigarenfabriekjes, een naast ons huis en de andere een paar huizen verder op resp. van de firma Wijsman op nr. 30 en van de gebr. Koevoets op nr. 26. Deze laatste fabriek en het woonhuis bevonden zich in zeer oude panden. Zij waren het eigendom van drie ongetrouwde broers en twee dito zusters. Aan deze mensen heb ik heel fijne jeugdherinneringen. Als mijn moeder niet zo gauw wist waar ik uithing, dan zocht ze mij het eerst op dit adres en meestal was ik daar dan wel. Deze mensen, die erg belezen waren, konden boeiend vertellen over vroeger tijden en dat sprak sterk tot mijn verbeelding. Er waren ook twee bakkerijen dicht bij elkaar, waar we dagelijks om brood werden gestuurd. De ene dag bij het oude bakkertje op de hoek en de volgende dag bij de andere bakker, want zij waren allebei klant van mijn vader. Wat de eerste zaak, die van bakker Verton op de hoek van het Beddeweg betreft, die was helemaal in oude stijl ingericht, met grote koektrommels, een oude kassa en een houten toonbank. De vrouw van de bakker was erg aardig tegen ons, ze was flink uit de kluiten gewassen. De bakker zelf daarentegen was wat klein uitgevallen. Hij had een forse grijze snor en op straat droeg hij meestal een grote hoed. De hoed en de snor heb ik altijd te groot voor hem gevonden, maar, hoewel hij meestal goed gehumeurd was, paste je er wel voor op om hem dat te vertellen. Fijnproevers waren trouwe klanten bij hem. Vleeskrokketten bakken ging hem zeer goed af. Vooral zaterdagsavonds had hij veel klandizie, tot in de eerste oorlogsjaren de bezetters daar een stokje voor staken. Maar ons bakkertje ging in het geheim door. In het vervolg moest men nu eerst aan de achterdeur van de bakkerij kloppen. Je werd dan vlug naar binnen geloodst en dan zagen we de bakker aan het werk. Alles ging wat geheimzinnig vanwege het verbod en er mocht ook absoluut geen licht naar buiten schijnen, daar in die dagen 's avonds alle ramen en deuren verduisterd moesten zijn. Maar de kroketten smaakten er niet minder om. Deze gezellige bakker heeft veel bijgedragen tot een fijne sfeer in de buurt. De tweede bakker was Vogelaar, die heerlijk palingbrood bakte, dat gretig aftrek vond. Zijn bakkerij stond in de Maarstraat, op de plaats van de tegenwoordige parkeerplaats. Naast bakker Vogelaar was op de hoek een schapenslager, Wilkens. Hij en zijn vrouw waren vriendelijke joodse mensen. Ze hadden een meisje van onze leeftijd waar we regelmatig mee speelden. Op een vroege morgen in 1942 zijn ze in alle stilte door de Duitsers weggevoerd naar een kamp ergens in Nederland. Vandaar zijn ze later op transport gezet naar 288

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1991 | | pagina 18