Als er nu iemand in de straat is overleden, lees je het de volgende dag in de krant. Op vrijdagmorgen kwam visboer De Nooyer uit Brouwershaven met zijn grote kar de straat ingereden. Met zijn luide bel kondigde hij zijn komst aan. Veel huisvrouwen kwamen naar buiten om vis te kopen. Deze visverkoper was iemand met een karakteristieke zeeuwse kop, hij droeg een grote, oude vilthoed en had onafscheidelijk een kromme pijp in zijn mond. Zijn sortering verse zeevis vond, door zijn prima kwaliteit en grote verscheidenheid, veel aftrek. Een bijzondere figuur in het straatbeeld was de „petrolieman". In zijn vettige plunje duwde hij een handkarretje voort waarop een groot, geel geverfd, olievat lag. Onder aan het vat zat een kraantje waaruit de olie met een klein straaltje in een tinnen maatkan stroomde. De olieman belde bijna aan ieder woonhuis, hij verkocht erg veel. Het eten werd in die tijd nog veelal op petroleumstellen gekookt. De ijzeren banden van de wielen ratelden hard over de ongelijk liggende straatklinkers, zodoende kon je hem al van ver aan horen komen. Op gezette tijden hoorden we de stadsomroeper. Hij bracht ons, met het luiden van een grote bel, op de hoogte van zijn aanwezigheid. Vond hij zijn gehoor voldoende groot, dan verhief hij zijn volle stem tot straatsterkte en deelde ons mede dat er heden verse vis, mosselen of paling op de Vismarkt verkrijgbaar was. Wat een machtige stem had die man. Ook andere mededelingen werden op deze wijze „aan den volke kond" gedaan. Soms liepen we nog een paar straten met de omroeper mee, omdat de boodschap ons erg aansprak, maar vooral omdat zijn stem ons imponeerde. Op maandag en donderdag kwam het draaiorgel de straat ingereden. Het ding stond op een grote platte wagen, die door een paard getrokken werd. Destijds waren er in Zierikzee twee draaiorgels en wel van de familie Rossen en de familie Willemse. De orgelman bediende zelf het grote draaiwiel. Het prachtige orgel begon dan te spelen en de man pakte, zonder het ritme te veranderen, van de rechter-hand over naar de linker en dat wekte bij ons bewondering op. Iedereen die thuis was, liet het werk of spel even rusten en kwam naar buiten, de vrolijke muziek tegemoet. De vrouw van de orgelman haalde geld op met een geel koperen bakje. Wij mochten hier van moeder dan wat in stoppen. Het paard had ook onze aandacht en dikwijls gaven we het een homp brood. Trok het orgel dan, na verschillende deuntjes, weer verder, dan liepen en dansten de kinderen mee de straat uit... M. Blankert-Gudde 's-Hertogenbosch 312

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1992 | | pagina 10