Onbekwame regenten van de polder
Schouwen in de 18e eeuw (slot)
Dat de regenten niet alleen op technisch,
maar ook op financieel gebied niet veel
vertrouwen genoten, blijkt uit de volgende
notulen.
20 Oct. 1791 Deed zich het ongewone feit
voor, dat bij de besteding van Brabantsch
en Geldersch rijs alle personen die gewoon
waren dit aan te nemen, weigerden in te
schrijven en overlegden eene schriftelijke
verklaring, dat zij verklaarden niet aan te
kunnen nemen voor al eer zij betaling
hadden bekomen van het tot heden toe aan
Schouwen geleverde.
31 Dec. 1790 De benoemde Heemraden, die
altijd door de Rentmeester-Generaal
Beoosten Schelde beëedigd werden, wilden
deze keer geen eed afleggen voor dat zij de
garantie hadden dat zij in hun privé geen
nadeel zouden kunnen lijden door de
hangende processen en anderzins.
2 Januari 1792 Zoo de heemraden als de
burgemeester (voorzitter van polder
Schouwen) verklaarden hunnen ambten te
aanvaarden onder „expresse protestatie"
dat zij niet verantwoordelijk waren voor
wat door hun voorgangers was verricht,
zoo met opzicht tot de bekende procedures
tegen de aannemers Egge Lammers en
H. van Tiffelen, als omtrent de zaken van
's polders finantien.
Het was blijkbaar algemeen bekend dat de
financien van de polder er niet goed
voorstonden en dat de polder verwikkeld
was in allerlei processen, waarin de kans
om te verliezen groot was.
ontvangen ten behoeve van Schouwen. Al
die tijd was er dus geen rekening en
verantwoording gedaan. De Staten van
Zeeland wilden niet dat Schouwen dit
verlies op zich nam om de volgende reden:
23 Sept. 1791 omdat Hun.Ed.mog. zich
niet overtuigd kunnen houden dat door de
Regenten van den Lande van Schouwen
alle die regels van voorzichtigheid en
attentie waren in acht genomen, die zij met
reden, vooral in zoodanige omstandigheden
als toen ten tijde plaats hadden, zouden
kunnen en moeten verwachten.
Fokker tekent hierbij aan: „Omdat dus
Regenten niet voorzichtig waren geweest,
werd de heer Job Vis 't kind van de
rekening en moest hij betalen".
Waar deze regenten in de 18e eeuw wèl
zeer veel belangstelling voor hadden, waren
overdadige maaltijden met veel drank.
Tekenend hiervoor is de „lijst van bij ons
bekende schulden zoo voor de Kamer als
particulier over 1793", die Fokker in het
notulenregister vond.
Job Broodman,
leverantie van vleesch L 29:12:7
Jan Egland,
leverantie van brood 18:16:7
Brands, leverantie van
vette waren etc. 46:19:4
Van Thienen, als kok 40: 7:8
Wijnkoopers bij gissing 175:
L. Dekker, sterke drank 42: 5:4
P. Nelemans, tabak 7:
M. de Looze te Brouwershaven,
lever, visch 25:13:1
Ook de kwestie Job Vis wijst op een
onzorgvuldig financieel beleid. Deze
secretaris-rentmeester van de polder meldde
in 1788 dat op 24 Sept. 1787 tijdens een
plundering gelden uit zijn huis waren
gestolen die hij over 1785 en 1786 had
Fokker merkt hierbij (in 1908) op: „Dat is
dus plm. 375 L VI. (Vlaamse ponden) of
meer dan 2200,aan eet- en drinkwaren
voor Heeren Regenten, waarvan plm.
1000,alleen aan de drie wijnkoopers,
die men erop nahield. Voegt men nu
347