eigenlijk de kosten niet waard waren.
Schraver heeft het gebracht tot eerste
hoofdingenieur van de Waterstaat in
Zeeland; hij overleed in 1827.
Nadat Napoleon in de slag bij Waterloo
verslagen werd en Nederland bevrijd van de
Franse overheersing, kwam de oude wijze
van besturen door oligarchieën van
regentenfamilies niet weer terug. De grotere
daadkracht van het bestuur van de polder
Schouwen, na de machtsovername door de
Fransen in 1795 bleef na de bevrijding van
het Franse juk bestaan. Dit blijkt o.a. uit
de volgende notulen.
20 Maart 1821 Deden zich verscheidene
vallen voor aan den zeedijk van
Borrendamme, van het „Huis van het
Hoofd" tot aan den batterij. De president
(van het polderbestuur) oordeelde noodig
tegen meerder grondverlies dadelijk
maatregelen te nemen en een begin te
maken met de overhaling, doch daartoe
was nodig de occupatie (in bezit neming)
van den achter den dijk gelegen oesterput.
De geïnteresseerden daarbij werden
opgeroepen, vonden gedeeltelijke occupatie
goed; de vrederechter benoemde en
beëedigde direct op den dijk twee personen
als experts om de waarde van den grond te
schatten, en daarop begon men direct den
dijk over te halen.
Dat nu helemaal geen aanmerkingen op
het bestuur te maken zouden zijn, kon
natuurlijk niet worden verwacht. De reeds
genoemde kwestie Schraver uit 1804 wees
daar reeds op. Over een kwestie met
betrekking tot het archief handelen de
volgende stukken notulen.
Juli 1827 Als antwoord op een schrijven
van de Goeverneur van Zeeland over de
archieven antwoordde het polderbestuur;
„er zijn archieven van vroegere collegien;
of die voor de geschiedenis van Nederland
belangrijk zijn, kunnen wij niet bepalen,
een inventaris bestaat niet."
Fokker voegt hier in 1908 aan toe: „Er
moet na 1827 vrij wat kwijt geraakt zijn.
Vermoedelijk is ongeveer in dien tijd
overgegaan tot een vernietiging van een
goed deel van het oud archief waarvan ik
bij overlevering heb hooren gewagen."
2 Juni 1850 Kwam in een schrijven van den
Goeverneur van Zeeland in verband met de
in 1827 gedane vraag naar de archieven,
met verzoek om bericht, welke
veranderingen er sedert 1827 in den
toestand der archieven was gekomen en te
zenden een extract uit den inventaris van
het archief. De directie antwoordde daarop
heel kort, dat er geen verandering was
gekomen en dat zij er geen nut in kon zien
en van te gering belang zoude achten eenig
stuk van 's polders archieven door den
druk gemeen te maken.
Alhoewel natuurlijk te betreuren is dat
zoveel van het archief van de polder
verloren is gegaan, is dit toch minder erg
dan wanneer de besturen in de 19e eeuw
door waren gegaan met blijk te geven van
onbekwaamheid en gebrek aan
doortastendheid inzake het dijkwezen.
S. F. Kuipers
351