ondergoed werden verschoond en de kamer werd gelucht. Als een patiënt was overleden, werd zijn bed verbrand en werden zijn kleren met hem begraven. Het huis werd schoonge maakt en de muren werden gewit. Er werd. kortom, alles aan gedaan om de epidemie een halt toe te roepen. Die had overigens een grillig verloop. Na 11 oktober leek het er even op dat het ergste leed geleden was: een week lang kwamen er geen nieuwe zieken bij. Op 18 okto ber echter sloeg de ziekte toe in en ander gedeelte van het dorp, meer bepaald in het gezin van Adriaan de Jonge en Geertje Joppe. De ouders werden beter, maar hun twee oudste kin deren - Neeltje van 11 en Willem van 9 jaar - overleden op dezelfde dag: 21 oktober. Toen had de epidemie hare grootste hoogte bereikt. Van 18 t/m 27 oktober werden 11 mensen ziek, van wie er 7 stierven. Onder hen ook de oude ziekenoppasser Grims. Het laatste dodelijke slachtoffer van de cholera was de 53-jarige Anna Onderdijk. Zij overleed op 5 november. Balans Dokter Was kon de trieste balans opmaken. Hij telde minstens 27 lijders en 16 doden. „Als gewoonlijk ontzag de cholera noch leeftijd noch geslacht en zelfs ook geen constitutie, want onderscheidene krachtvolle en gezonde menschen tastte zij aan en sleepte zij weg", aldus de dokter in het gemeenteverslag over 1867. Elders in dat verslag repte hij van een buitengewoon hoog getal van overledenen, hoofdzakelijk te wijten aan de Aziatische chole ra. In 1867 stierven in Oosterland en Sirjansland 38 op de 1000 inwoners, tegen slechts 21 in 1866. Het bevolkingsregister en de overlijdens akten leren dat vrijwel alle slachtoffers van de epidemie in Sirjansland tot de arbeidersstand behoorden. Twaalf maal deed de geneeskundige Francois Pieter Jacobus Was in oktober en november 1867 aangifte van het overlijden van een cholera-patiënt. De epidemie was nog maar net voorbij, toen Was alwéér een sterfgeval kwam melden. Dit keer kwam hij als vader: zijn oudste zoon Willem Wouter was overleden. De jongen mocht niet ouder worden dan 17 jaar. In de raadsvergadering van 1 1 maart 1868 her innerde burgemeester Van der Have aan het ver dienstelijk optreden van dokter Was te Sirjans land in het najaar van 1867. De voorzitter zei dat de dokter zijn diensten veelal had bewezen aan ingezetenen die niet in staat zijn hem daarvoor te betalen wat hem toekomt. Daarom stelde hij voor hem een gratificatie te geven. De raad besloot hiertoe op 10 april: voor zijn betoonde ijver kreeg dokter Was een buiten gewone toelage van f 50,- uit de post onvoorzien. Uit die post werd ook nog f 30,- voldaan wegens aankoop van twee ijzeren krib ben voor de verpleging van choleralijders en f 60,35 wegens rijtuigverhuur voor bovenge noemde geneeskundige tot het bezoeken van choleralijders. En dat alles omdat dokter Was géén rijtuig hield en géén grote rekeningen had geschreven. Ook na het verlies van Willem Wouter bleef de dokter in zijn kinderen zijn enige fortuin zien. G. C. Groenleer adjunct-streekarchivaris Noot van de redactie: De Aziatische cholera was omstreeks 1830 in West-Europa doorgedrongen. Ook ons land werd er meerdere malen door getroffen. Het duurde tot 1883 voordat de verwekker er van, een komma-vormige bacil, ontdekt werd door Robert Koch. 372

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1992 | | pagina 28