van mijn cylinderbureau op het bureau en de
tafel gelegd. Vervolgens heb ik de boeken van
de onderste planken boven op de boekenkast
gestapeld. Maar toen het water ongeveer tien a
vijftien centimeter hoog in huis kwam zei ik:
Wij gaan naar boven, waar de kinderen nog
rustig doorsliepen. Wij waren nog helemaal
droog, want mijn vrouw en ik hadden onze rub
berlaarzen al eerder aangetrokken.
Boven gekomen zagen wij het zeewater op de
trap trede voor trede hoger komen. In de straat
stroomde het water nu met een sneltreinvaart tot
bijna aan de dakgoten van de gebouwen aan de
overzijde van de Zevenhuisstraat. Meubels, kis
ten sinaasappels, manden, bedden en kozijnen,
van alles en nog wat werden door het bruisende
water meegevoerd.
Ongeveer om drie uur heb ik mijn zoontje Piet
uit zijn bed gehaald en hem door de dakkapel
het voorbij - snellende water in de straat laten
zien en tegen hem gezegd: "Onthoud dat goed
Piet, want zoiets zul je je hele leven nooit meer
meemaken". En Piet weet het nu nog.
Terwijl wij boven waren klotsten de drijvende
meubels regelmatig tegen het plafond. Het
zeewater in huis was inmiddels gestegen tot tien
centimeter onder het plafond. En aan de over
kant van de Krepelstraat gilden de bewoners
van de lagere huizen om hulp. Zij hadden het
water wel een meter hoog op de zolder staan. In
de onbeschoten daken hadden zij grote openin
gen uitgebroken waardoor zij naar buiten op het
pannendak waren geklommen om redding te
zoeken. Dat hulpgeroep was vreselijk om aan te
horen, maar wij konden hen niet helpen. Even
later zagen wij de muur tussen de straat en ons
tuintje wankelen en wegzakken, daarbij tegelijk
een hoek van de keuken meesleurend in de
golven van het watergeweld. Toen achtten wij
de tijd gekomen om ons hoekhuisje te verlaten.
Over ons keukendak ben ik over het balkon van
de buren L. C. de Jonge, Krepelstraat 14, ge
kropen en heb hun gevraagd of zij ons gezinne
tje in hun huis wilden opnemen, daar wij ons
huis niet meer vertrouwden. En dat was goed.
Zo zijn we toen vanuit ons slaapkamerraam
over het keukendak naar de buren gegaan. Eerst
heb ik Piet aangereikt, daarna Leo met wieg en
al, toen mijn vrouw en ik. We hadden niets
meegenomen dan de kleren die we aanhadden.
385