getwijfeld Prinsgezinde bode en de vervanging
van deze. Ook moest er door de bestuursleden
kennelijk een eed van trouw aan het nieuwe
gezag afgelegd worden, iets wat uit onze
bezettingstijd door de Duitsers van 1940 - 45
niet onbekend is. In 1796 traden alle heemraden
af en kwam er een nieuw bestuur, dat nu di
rectie werd genoemd. Er werd geen nieuwe op-
perdijkgraaf benoemd. Dit ambt had blijkbaar
weinig betekenis meer.
Voor een polderbestuur brengt een oorlogstoe
stand altijd extra zorgen met zich mee.
Dat blijkt al uit de konijnenvangende en mossel-
rapende Franse soldaten. Deze zullen niet beseft
hebben van welk levensbelang het in goede
staat houden van de dijken voor de bevolking
van Schouwen is. Ook de volgende stukken no
tulen hebben hierop betrekking.
9 November 1800. Hevige, bijna voorbeelcllooze
storm. Van de zeedijk bewesten Keetnol werd
het mat - en bermwerk geruïneerd en groote
bressen in den dijk geslagen, veroorzaakt door
de tegen de dijk geslagen oorlogsbark "Daph
ne die, na want en masten verloren te hebben,
geheel reddeloos, in den hoek van den Keetnol
gestrand was.
21 September 1802 werd besloten de dijken, lig
gende voor de batterijen aan Borrendamme, het
Poortambacht en Kloosternol. die gedurende de
tijd dat zij met kanonnen en troepen waren
bezet, zeer waren beschadigd, weder te her
stellen.
2 September 1809. Wegens de bezetting van
Schouwen en de kusten in het geheele Departe
ment door de Engelsche vloot, had alle grond-
vletten opgehouden, zodat alle werken aan de
dijken gestaakt waren. Daar dit bij het naderen
van den winter de rampspoedigste gevolgen kon
hebben, besloot de directie aan den comman
dant der Engelsche troepen op Schouwen te
verzoeken de vletters de noodige passen te wil
len geven.
27 September 1809 werd besloten de batterij
aan Kloosternol, die door de Engelschen was
geslecht, en waarvan de grond op de buiten
flank van den dijk was gestort, te doen ophalen
en op den binnenzijde van de kruin in den vorm
eener vloeikade te plaatsen.
15 Oktober 1809 werden vier schepen, beladen
met rijs, en bestemd voor Schouwen, door
's Lands vaartuigen voor Oost - Duiveland lig
gende, belet door te varen. Ook wendde de di
rectie zich tot den Minister van Waterstaat, er
op wijzende dat, nu een zeer groot aantal
manschappen werd opgeroepen om te werken
aan fort Batli, dit voor den onderhoud der
zeewerken zeer belemmerend zou worden.
Oorlogsschepen op de reede van Zierikzee, sol
daten en kanonnen op de dijken, controle van de
scheepvaart op de Oosterschelde. dat alles had
te maken met een dreigende inval van de En
gelsen in het door Napoleon beheerste West -
Europa. Op 2 sept. 1809 vond er inderdaad een
landing van de Engelse troepen plaats langs de
Zeeuwse kusten. De bedoeling was om Antwer
pen te veroveren. Behalve Schouwen werden
ook Walcheren en Zuid - Beveland tijdelijk
bezet.
Op 7 sept. trokken de Engelsen echter al weer
weg. Deze Engelse inval was aanleiding voor
Napoleon om zijn broer Lodewijk af te zetten
als Koning van Holland en in het voorjaar van
1810 Zeeland. Brabant en Gelderland ten zuiden
van de grote rivieren, en later geheel Nederland,
bij Frankrijk in te lijven. Met deze gebeurtenis
sen hangen de volgende notulen samen.
31 Maart 1810. De directie zond een commissie
naar Amsterdam, om te informeren bij wien zij
nu wezen moest om eenige penningen te kunnen
verkrijgen. Zij werden toen verwezen naar den
commandeerenden generaal te Breda, die door
den Hertog van Reggio provisioneel met de
zaken der afgestane landen was belast.
8 Oktober 1812 deelde de president (van het
bestuur van Schouwenmede, dat de Directeur -
Generaal hem had gezegd, bij aldien de arbei
ders die aan den val van Suzanna 's zeedijk had
den gewerkt, niet konden wachten totdat de pen
ningen voor dezelve waren toegestaan, de
Centrale Directie (dus het polderbestuurdat
geld maar voor eenige tijd moest voorschieten.
5 November 1812. Op een vergadering van de
meest geimposeerde in de belasting aangesla
gene) ingelanden gaf de president opening van
zaken, dat de val van Suzanna's op 27 Juli j. I.
zoo goed mogelijk was voorzien, dat de arbei
ders geen betaling konden krijgen en de prefect
447