hem mee. Hij bewaarde zijn 'schatten' in grote
glazen bakken en sloeg de boeken erop na om
de namen van de vissen uit zijn hoofd te leren.
„Mijn eerste boek over natuur was het Verka-
dealbum Texel. De plaatjes spaarde je door bon
nen bij beschuit en koek.
Na schooltijd zwierf hij langs de dijken met de
wierglooiingen en door de weilanden.
„Mijn lievelingsvak was Natuurljke Historie.
Ik maakte studie van schelpen, wieren, neteldie-
ren en mosdierenkolonies." Langs de stranden
trok hij en zijn kennis omtrent vissen werd
steeds groter. De vissers brachten steeds andere
soorten mee. „Op een dag hadden we een uniek
exemplaar, van de vangst brachten ze een zee
paardje met een broedbuidel voor me mee.
Dat hoorde eigenlijk in het Middellandse Zee
gebied thuis. Men wist toen nog niet dat zee
paardjes zich in noordelijk gebieden konden
voortplanten." Frans registreerde al zijn waarne
mingen en hij bleek vaak heel unieke vondsten
te doen.
Het stond voor hem vast dat hij later wilde stu
deren. biologie, scheikunde, bacteriologie.
Zijn vader echter had andere plannen, zijn
oudste zoon mocht naar de MULO en dan was
het welletjes met dat studeren. Frans behoorde
zo snel mogelijk in de garnalenhandel te komen
werken en studeren moest hij maar in zijn vrije
tijd doen.
„Pa zei, als je andere plannen hebt kun je gaan,
maar dan niet meer terugkomen." Zo kwam
Frans Jansen op 16-jarige leeftijd bij zijn vader
in de zaak.
Dat hij die studie op latere leeftijd alsnog in
haalde verraad zijn uitgebreide bibliotheek met
klassieke werken.
In 1934 werd Jansen, via school, lid van de
Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie afde
ling Schouwen. Die afdeling was in 1920 dooi
de uit Friesland afkomstige Rykel ten Kate op
gericht.
"Met een stafkaart in je hand kon je Schouwen
toen nog lezen als een boek. Elke zaterdag en
De heer Frans Jansen.
zondag trokken we met een groep jongens en
meisjes door de velden en langs de zeekant.
We leerden determineren en hielden aantekenin
gen bij."
In een zomervakantie maakte hij kennis met de
Utrechtse burgemeesterszoon Jan Joost ter
Pelkwijk. Ter Pelkwijk was biologiestudent en
na die eerste ontmoeting kwam er tussen de
beide natuuronderzoekers een drukke corres
pondentie op gang. Frans Jansen stuurde versla
gen van waarnemingen op en Ter Pelkwijk die
redacteur was van het blad Amoeba van de
N. J. N. publiceerde zijn waarnemingen en
zorgde er eventueel voor dat er publikaties op
genomen werden in het blad Fauna van Neder
land. Jan Joost ter Pelkwijk is helaas op jeugdi
ge leeftijd omgekomen in Indonesië.
In de mobilisatietijd moest Jansen naar Zuid -
Beveland waar hij als militair bij de Vlakebrug
werd gestationeerd. Daar ontmoette hij Maatje
Glas. Ze werd zijn assistente toen hij in het
482