kunnen zijn naar een eigen koetshuis dat naast
de eigen woning lag", schat hij in.
Als de restauratie van de woning helemaal is af
gerond. is Sterkenburg niet van plan stil te
zitten. Onlangs kocht hij het trapgevelpakhuisje
aan de achtergelegen 's Heer Arendstraat, dat er
volgens hem nu 'verschrikkelijk' bij ligt. ,,Het
moet totaal worden gerenoveerd, en we hopen
daar begin volgend jaar mee te beginnen",
vertelt hij. Vanuit de vijftien meter lange tuin
achter de Oude Haven 19, kan Sterkenburg zo
naar zijn nieuwe aanwinst lopen.
Hoe oud het huis precies is, is niet bekend.
Tijdens de restauratie kwam op de scheiding
van het voor- en achterhuis huis een kozijn
tevoorschijn dat volgens hem voor 1580 ge
maakt moet zijn. Het kozijn was namelijk van
dien aard dat alleen de kleine ruitjes die tot die
tijd werden gebruikt, er in pasten. Nu zegt dit
gegeven op zich niet alles. Een dergelijk kozijn
kan ook uit een ander pand komen en zijn her
plaatst in Oude Haven 19, maar het blijft
natuurlijk denkbaar dat het pand, afgeleid aan
de vondst, voor 1580 is gebouwd.
Over welke families het huis nu precies hebben
bewoond is redelijk veel bekend. In het midden
van de achttiende eeuw was het pand aan de
Noordzijde van de Oude Haven eigendom van
Pieter de Gote en later diens weduwe. In 1780
kocht Cornells van der Weijde het aan. Hij was
metselaar en bleef er tot op hoge leeftijd wonen.
Mogelijk was hij de bouwer van de nieuwe lijst-
gevel. die wordt gedateerd op de tweede helft
van de achttiende eeuw.
In 1821 kocht metselaar Pieter van der Linden
het pand aan. Hij vestigde zich hier in dat jaar
vanuit Zwijndrecht. maar verhuisde naar het
pand Oude Haven 27, op de hoek van de 's Heer
Arendstraat. Van der Linden bleef echter wel
eigenaar van het huis. Huurder werd Adriaan
Prince, de stadstekenmeester en een niet onver
dienstelijk schilder. In 1832 trok Joost Amijs
Swemer, koopman van beroep, met vrouw en
kinderen in het pand. Rond 1837 woonde
Christoffel Logeman in het huis. Logeman was
opzichter bij de Waterstaat. Daarna woonde hiel
de grossier Gerardus Boudier. In het midden
van de negentiende eeuw waren het de zusjes
Johanna Theodora en Adriana Frederica Ribbe,
die het pand bewoonden. Johanna was naaister
en Adriana bewaarschoolonderwijzeres.
Vervolgens waren bewoner Daniel Johannes
Lambertus Heykoop, inspecteur der registratie,
en Johan Cornelis Felix Kroef, zeepzieder, met
hun gezinnen. Daarna keerde eigenaar Pieter
van der Linden terug, en kort daarna trok zijn
zoon Jacob in het pand. Hij was aannemer en
gehuwd met Geertrui da de Kater. Op zijn beurt
maakte Jacob van der Linden plaats voor zijn
zoon Matthijs. Matthijs was getrouwd met de
burgemeestersdochter Catharina van der Have
uit Oosterland. Hij overleed in het pand in 1914,
zijn weduwe in 1929.
Bijna tien jaar werd het huis bewoond door de
vroegere smid Peter Maijs. Daarna was bewoner
C. J. L. Buijze, handelaar in goud en zilver, met
vrouw en kinderen. Inwonend was A. J. Waale,
direkteur van de Stoomdrukkerij v/h Lakenman
en Ochtman, uitgever van de Zierikzeesche
Nieuwsbode. Sterkenburg meldt dat later de fa
milie Timmerman, aannemer in natuursteen, in
het pand woonde. Volgens hem moet de familie
er in elk geval tot na de ramp hebben gewoond
omdat er tijdens de restauratie ook een zacht-
board-plaat tevoorschijn kwam waarop in rode
menie de tekst 'Grietje Timmermans 8 jaar,
1954' was geschilderd.
Carolien de Vrieze
wordt vervolgd)
533