Clara (3e in de rij) krijgt liier het cijfer O en achter haar naam lezen we waarom: ze is „geproffeste non int Dryeconinghen-clooster"Zij deelt niet meer mee. Anneke (nr 9, eigenlijk dus 10) is nog maar 6 jaar en telt mee. Later is Anneke in hetzelfde klooster ingetredenmaar daarover later meer. Schouwen-Duiveland. Die bleken te liggen in Zierikzee, Kerkwerve, Nieuwerkerke ('t Schutje), Noordwelle, Gooikensland. Noordgouwe, Zonnemaire, Dreischor, Nieuwerkerk. Ouwerkerk, Sirjansland. Oosterland, Oost-Duiveland (=Bruinisse). Op Goeree-Overflakkee ook nog bij Oude Tonge en Dirksland. Ook uit de lijst van eigendomsbrieven van het klooster Sion in Schuddebeurs, die in het streekarchivariaat wordt bewaard, kunnen we wat gegevens halen. Op 14 juli 1485 erfden dit Karthuizerklooster en het Driekoningenklooster van Mareken Cooman Hughe Wolfertsdochter een stuk land in Poortambacht van 2 gemeten en 60 roeden. Op 3 oktober 1550 verkochten de zusters aan de paters van dat zelfde Sion een stuk ..dyckwylant int oosterland van Duvelanf', groot 28 gemeten en 1213 roeden en op 11 oktober van het jaar daarvoor had de rector van het Driekoningen klooster een kwitantie afgegeven aan die van Sion ten bedrage van 18 pond Vlaams voor de aflossing van een schuld, ontstaan door de over name van een stuk grond in Oosterland. P. D. de Vos schrijft in zijn werkje over voor malige kloosters in Zierikzee, dat de grond door kloosterlingen zelf bebouwd is, wat voor een besloten orde als de Reguliere Kanunnikessen van Augustinus hoogst onwaarschijnlijk is. Alleen de buitenzusters of donatinnen mochten immers buiten het kloosterterrein komen en van de negen zusters die het klooster in 1572 nog telde waren er hooguit twee buitenzusters. Bovendien lezen we in de aanvraag voor ali mentatie die ze aan de overheid richtten, dat ze hun jaren versleten hadden met poets-, boen- en schoonmaakwerk. Over werk op het land wordt niet gerept. Meer voor de hand liggend is, dat lekenpersoneel die landarbeid verzorgd zal heb ben. Het beheer van de grond was al in handen van een burger. In het begraafboek van de Sint- Lieven vinden we vermeld bij 10 november 1559: begraven Segerszoon Adriaens, huystim- merman ende rentemeester vanden convente van Drye Coninghen. Na het overgaan van de bezittingen van het klooster in het complex van de geestelijke goe deren. wordt Adriaan Hoffer benoemd tot rent meester daarvan. Met hem rekent af ene Arent Jooszoon, die blijkens zijn verklaring met het beheer van het klooster belast was geweest. Rond 1569 hadden de zusters binnen haar kloosterterrein een boomgaard aangelegd. Waarschijnlijk hadden ze zich op de kosten daarvan verkeken, want op 14 juni 1569 vragen ze aan de stedelijke regering een tegemoetko ming in de „excessieve" kosten hiervan. Dit verzoek wordt afgewezen, maar ook toen al moet ons stadsbestuur oog hebben gehad voor de schoonheid van wat nu binnenstad heet, want ze voteren een bedrag van 2 pond voor „den jonghen bogaert tot cieraed ende pleisance van de stad". 589

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1995 | | pagina 25