Verba et Voces Eiland Ieder eiland is een wereldje op zich zelf, een brokje land, dat een eigen leven leidt, en dat zijn charmes heeft. Dit eiland heeft veel charmes. Ik houd van dit eiland, omdat het kusten heeft, die een wijd uitzicht geven over brede, trage stromen; aan de overkant is een duinenrij te zien, waarachter torentjes opduiken, een dikke, korte, een hoge smalle, en vele dorpstorentjes. Ieder torentje heeft iets te zeggen, vertegen woordigt een stad of een doip met een eigen sfeer: een vervallen koopstad uit de middel eeuwen, een drukke provinciestad, een bad plaats, een vissersdorp, enz. Geruisloos zeilen vissersschepen voorbij; hoge witte wolken drijven over. hun schaduw glijdt donker over het eeuwig bewegende water, een wisselend spel van licht en donker, zoals bloei en verval der steden elkaar opvolgen. Ik houd van dit eiland om zijn stille stranden en blanke duintoppen. Er zijn stranden in ons land. waar men slechts armen en benen ziet, maar hier ziet men zand en zee en zon en wolken, hier heerst stilte, ge accentueerd door het aanzwellend en afnemend geruis der branding en het gekrijs van een zwerm meeuwen, die zich plotseling verheft, rondcirkelt en weer neerstrijkt. Ik houd van de wijde vergezichten van een hoge dijk af over welig land met hier en daar een dorpje en zwaar geboomte, dat een hofstede verbergt. Ik houd van de oude stedekes, waar de tijd als 't ware heeft stil gestaan, alsof alle evolutie door een toverspreuk gebannen bleef buiten de wallen en muren, die sinds eeuwen het laby rinth omringen van smalle straatjes met oude, donkere huisjes, scheef en overhellend alsof ze elkaar geheimpjes vertellen; middenin staat de zware vierkante kerktoren als een stille wachter. Slechts door de witgekalkte stenen poort kan men binnendringen in dit domein van het verle den, en als men van buiten af de groene wallen met de hoge, oude bomen nadert, de stille, even gerimpelde gracht, en daarachter de muur met de eenvoudige, bakstenen poort, dan verwacht men dat de poort onder klaroengeschal lang zaam open zal gaan, om een kleurige stoet van ridders en lansknechten door te laten- maar dan wringt zich een Fordje door de nauwe poort, en is men zich weer bewust een 20e eeuwer te zijn. In een ander stadje getuigen nog een kerk en het stadhuis van de vroegere grootheid; een paar oude mannetjes op een bank op een doodstil pleintje zijn het enige teken van leven in dit uit gestorven plaatsje. Maar het meest houd ik van het eiland, omdat het binnen de bescherming van dijk en duin de gemeten omvat houdt, waarop mijn voorge slacht van vader op zoon de ploeg gevoerd, ge zaaid en geoogst heeft. Ik houd van dit eiland, omdat het mijn stamland is. Rotterdam F. Doeleman. 1936 Speurend naar gegevens over zijn familie kwam de heer M. van Langeraad uit Hoofddorp in de collectie van de heer P. H. der Weduwen uit Amersfoort een foto tegen van de oud-burge meester van Ooster- en Sirjansland, de heer J. C. van der Have. Hieronder zijn verslag: 100 jaar geleden werd J. C. van der Have bur gemeester van Ooster- en Sirjansland Op 14 november j.l. was het precies een eeuw geleden dat Cornelis van der Have werd geïn stalleerd tot burgemeester van de toenmalige gemeente Ooster- en Sirjansland. Hij zou deze post meer dan dertig jaar blijven bemannen. Jan Cornelis was de middelste van de drie Van der Haves, die achtereenvolgens deze burge meesterspost bezetten. Aan hem vooraf ging zijn vader, Adriaan van der Have (1853-1895) en hij werd opgevolgd door zijn neef, Adriaan Cornelis van der Have (1926-1952). De ongehuwde J. C. van der Have was, naast burgemeester, boer op de hofstede ..Spuiwijck" tussen Oosterland en Sirjansland en bekleedde de functie van dijkgraaf van de polder Ooster- 598

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1996 | | pagina 4