uit Baarn voor de tentoonstelling "Bot Gevangen" werd vervaardigd, neemt de zuide lijke mammoet een belangrijke plaats in. Omdat men over het algemeen een andere voorstelling heeft van een mammoet, namelijk een met zeer lange beharing, dan die door Hans Brinkerink is weergegeven, lijkt het ons zinvol eens stil te staan bij de mammoet-evolutie. Ergens tussen de 3 en 2 miljoen jaar geleden kreeg een olifant, de afrikaanse mammoet, de gelegenheid zijn territorium aanzienlijk naar het noorden uit te breiden. Mogelijk via de Middellandse Zee of het nabije Oosten kon deze Europa en vervolgens Azië bereiken. Als gevolg van een sterke zeespiegeldaling is deze uitbreiding van het verspreidingsgebied mogelijk geweest. Deze vroege mammoeten in Eurazië duiden we aan met de naam zuidelijke mammoet. Het zijn bewoners geweest van een savannebiotoop en zij nuttigden bladeren, takken en twijgen van bomen en struiken, daar naast ook grassen. Dit kunnen we afleiden van hun gebitsresten, de kiezen. Naarmate het IJstijdvak of Pleistoceen, gemakshalve onder verdeeld in Vroeg-, Midden- en Laat- Pleistoceen, verstreek, evolueerden de mam moeten onder invloed van sterke klimaatswij zigingen. De zuidelijke mammoeten, aanvanke lijk savannebewoners, passen zich aan aan een leefgebied dat meer op een steppe lijkt. De sa vannen zijn als gevolg van de koude veranderd in droge steppegebieden. Ongeveer 1 miljoen jaar geleden evolueerde de zuidelijke mammoet in wat we noemen de steppemammoet. Een mammoetsoort met een gebit dat in staat is hard voedsel, zoals de grassen van de steppen, te vermalen. Een mammoetkies of molaar bestaat uit een aantal lamellen of platen die zijn opge bouwd uit tandbeen en emaille. Deze zijn met elkaar verbonden door middel van tandcement. In de loop van de evolutie zien we een toename van het aantal platen, een toename van de kroonhoogte (waardoor een kies langer mee gaat) en een afname van de emaille-dikte. Weinig platen, dik emaille en een lage kroon is kenmerkend voor de zuidelijke mammoet. Meer platen, dunner emaille en een hogere kroon tref fen we aan bij de steppemammoet. Mammuthus trogontherii. De woUuirige mammoet, Mammuthus primigenius. Tekening Hans van Essen. Naar het einde van het IJstijdvak wordt het kouder en droger. De steppen veranderen in steppe-toendra's waarop de mammoet, namelijk de wolharige mammoet massaal voorkomt. De wetenschappelijk naam voor deze soort luidt Mammuthus primigenius. Deze mammoet wordt ook wel aangeduid als de noordelijke mammoet. Deze was bij de onderzoekers aan het einde van de 18de en aan het begin van de 19de eeuw reeds bekend uit het hoge noorden toen in 1825 de zuidelijke mammoet beschre ven werd. De wolharige mammoet had nog meer platen in zijn kiezen, een nog hogere kroon en dunner emaille; uitermate geschikt voor het vermalen van het voedsel dat zij von den op de steppe-toendra's op het noordelijke halfrond. De wolharige mammoet was een echte grazer. Bomen en struiken ontbraken op de steppe-toendra's. De aanpassingen van de wolharige mammoet aan het koude klimaat waren ongekend. Dat weten we o.a. door de overblijfselen van deze dieren uil de eeuwig be vroren bodem (permafrost) van Siberië. Deze mammoet had relatief kleine oren. ongeveer een vijfde van de grootte van de nu nog levende 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1996 | | pagina 13