Commerke Mathijs Adriaensdochter
(deel 2 uit een serie artikelen over de lot
gevallen van de zusters uit het
Driekoningenklooster na het verjagen uit
haar klooster)
In het Rijksarchief in Middelburg berusten de
zogenaamde acquiten van de Rekenkamer.
Dat zijn kwitanties van betalingen die de Rent
meesters van de Staten voegden bij de verant
woording over hun beheer.
De originele verantwoordingen zijn bij de grote
brand in de meidagen van 1940 verloren ge
gaan. maar gelukkig zijn de acquiten bewaard
gebleven.
We vinden daarbij kwitanties beteffende sala
rissen van schoolmeesters, dominees, ontvan
gen bedragen voor onderhoud en reparaties van
kerken. Ook kwitanties betreffende alimentaties
aan priesters en kloosterlingen, die voorname
lijk werden betaald uit de opbrengst van de zo
genaamde Geestelijke Goedren. de genaaste
kerk- en kloosterbezittingen, liggen er tussen.
Een van de religieuzen die gealimenteerd werd.
was Commerke Mathijs Adriaensdochter, voor
malig kloosterzuster in het Driekoningenkloos
ter in Zierikzee.
De eerste kwitanties die ik vond. zijn van het
jaar 1584.
Commerke tekent dan voor de ontvangst van
twee maal 3.-.-. Dat tekenen doet ze met een
kruisje, want ook Commerke hoorde tot de con
versen. de kloosterzusters die als werkzusters in
het klooster waren opgenomen en over het alge
meen hadden deze conversen niet leren lezen en
schrijven. In 1589 laat ze door notaris Haeck
een verzoek opstellen voor een hogere uitke
ring. Ze betoogt, dat ze "deur de groote ende
sware arbeijt die zij, van haere jonckheijt int
clooster der drije Coningen alsmede inde borg-
hers huijsen, soo van wassen ende schueren ge-
daen heeft voor de schamele cost te winnen, als
niet moghelijck sijnde op deze costelijcke tijt
haerzelve eerlijck te onderhouden."
Werken kan ze niet meer: "dat haer niet moghe
lijck is de goede luijden langer te moghen die
nen ofte ook eenig prophijt te moghen doen met
spinnen, mitsdien haer leden ende handen stijff
zijn vant wercken..."
Ze vraagt de alimentatie te verhogen van 6.-.-
tot 7.-.-"opdat de suppliante tot armoede in
haere oude daghen niet ende geraeckt."
Op advies van rentmeester Bartelsz krijgt ze
zelfs 8.-.- per jaar.
In 1591 richt ze opnieuw een verzoek aan de
Staten van Zeeland tot verhoging van haar alim-
mentatie. In de brief geeft ze ook te kennen, dat
ze van geloof veranderd is: "...ende also het
God almachtig belieft heeft de kennisse zijns
heilighen woorts int licht aenden dagh te bren
gen, ende die afgodsdienste, superstitiën ende
valse leeringhe der pauselijcke kercken eenen
ieghelijck openbaer te inaecken, soo en can de
suppliante de Here niet vollen geloven ende be-
dancken die haer soo wonderlijck door sijne
groote genade het licht sijns heilighen evangeli-
ums ende woorts geopenbaert heeft ende haer te
geweerdighen haer voor een suster ende lidmaet
zijner gemeente te aenveerden..."
Zij vermeldt ook nog dat zij is "weesende inde
tsestich jaeren."
Op dit verzoek volgt een verhoging tot 2.1.8
per kwartaal, oftewel 8.5.12 per jaar.
Vanaf 1593 is dit bedrag verhoogd tot 12.-.-
per jaar. Een aanvraag daarvoor heb ik niet ge
vonden.
In 1597 doet ze nogmaals een beroep op de
Staten tot verhoging van haar jaarinkomen:
"...is versouckende dat Uedele Heeren gelieven
hare suppliantes alimentatie te augmenteeren
(het Franse werkwoord augmenter betekent ver
hogen of vermeerderen) bijsunders tegenwoor-
delijck in hare oude ende gebrekelijcke dagen.
Alsoo daer middels genough voor handen is,
deurt overliden van Clara Rombouts,
Jacobmijne Lieve Booms ende Grietchen
Willemsdochter, alle geprofestijt binnen den
voorseijde convente...op dat zij int eijnde hares
leven wat gemacken mach hebben."
Inderdaad is in Gouda inmiddels een drietal
andere religieuzen van ons klooster gestorven
15