Bonifacius Cau, oud schepen en raad. Dit voor malige lid van het collegium musicum liet weten dat het gezelschap was opgeheven, en de huur- periode van de 'Musicqkamer' dus kon worden beëindigd. Al in 1771 behoorde het tot de taken van de organist van de Grote Kerk, om tweewekelijks op woensdag een orgelconcert van minstens een uur te geven. Deze traditie strekte zich uit tot in de negentiende eeuw. Op kerstavond verwachtte het stadsbestuur van hem, dat hij na de preek eveneens een uur concerteerde. Aan het eind van de achttiende eeuw (1797?) richtte het stadsbestuur het muziekkorps van de stedelijke schutterij op (voorloper van de nog bestaande Koninklijke Harmonie 'Kunst en Eer'). De oprichting van deze kapel geschiedde zonder twijfel in het kader van de volksopvoedingsdrang van die dagen. Men leefde immers in het tijd perk van de ontdekking van zowel vocale als instrumentale muziek als middel tot verheffing c.q. voor enig doel in geestdrift brengen van het volk. Vanaf 1800 bestond in Zierikzee de vrijmetse laarsloge 'De Ster in 't Oosten'. Aan de vocale muziekbeoefening moet door de hier ter stede aanwezige vrijmetselaars veel zijn gedaan. Net zoals elders wonende leden van deze broeder schap, zongen zij uit hun liederenbundel Muse magonne. Bij de Zierikzeese loge werkte begin vorige eeuw een kapelmeester (zie hierna). Kerkorganist Leendert Verveen (1757-1827) Leendert Verveen, de organist van de Grote Kerk te Zierikzee, riep in of kort voor oktober 1806 een zangkoor in het leven. De voornaamste of enige beweegreden tot oprichting was het leren zingen van de nieuwe Evangelische Gezangen. Wellicht gaf de verschijning (oktober 1806), of het op handen zijn daarvan, van de Nieuwe Evangelische Gezangen voor het orgel met bas sen gesteld op de G- en F-sleutel in geschikte grondtoonen volgens de gewone kerkzang, van de Zeeuwse organist en componist Willem Lootens (1736-1813), de stoot tot oprichting. De kerkelijke gemeente kon van het gezelschap leren hoe de eerdervermelde in de jaren 1805/'07 in de eredienst geïntroduceerde gezangen behoor den te worden gezongen. Het moet hier het zanggenootschap betreffen, dat op 30 maart 1815 onder de naam 'Vermaak en Vriendschap' en gedirigeerd door Verveen, een 'vocaal con cert' ten bate van kerk en armen gaf. Dit gezel schap trad waarschijnlijk tevens op bij de viering van het derde eeuwfeest van de Reformatie, in de Grote Kerk op 2 november 1817. Luthers pre dikant Johann Friedrich Kramer (1788-1831 hield hierbij een vertoog. Het zangtekstboekje en Kramer's toespraak verschenen bij Frangois van Meerem te Zierikzee in druk. Van het zangtekst boekje is behalve de titelpagina, nog bewaard gebleven de tekst van een koorlied met als re frein: Licht spoedig aan, o schoone tijden. Als Godsdienstmin, door het heelal, op 't graf van bijgeloof en lijden, eenvrijen Tempel bouwen zal! Leendert Verveen werd geboren te Gouda op 5 januari 1757. Hij kwam in 1782 vanuit Den Bosch, in welke stad hij organist van de Waalse Kerk was, naar Zierikzee. Pas in 1785 verwierf hij het poorterschap van zijn woonplaats. Door nie mand minder dan door de bekwame Willem Lootens, ooit zelf organist van de Zierikzeese Grote Kerk en samen met zijn broer Johan Pieter nauw betrokken bij de vervaardiging van het Batz-orgel in dit gebouw, werd hij gekozen uit vijf solliciterende vakgenoten tot kerkorganist en beiaardier, in plaats van genoemde broer. Dat Verveen een man van talent was, hoeft daarom Handtekening Leendert Verveen (1819). niet te worden betwijfeld. Hiervan getuigt even eens de waardering getoond door de kerkmees ters, voor zijn orgelspel bij het benefietconcert van 27 oktober 1804. Uit erkentelijkheid voor de 'ijver zèle' waarmee Leendert Verveen dit con cert bracht, besloten de heren aan elk van zijn vier kinderen een Zeeuwse rijksdaalder te schen ken. Tot Verveen's taken behoorde, behalve het 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1997 | | pagina 20