Christiaan van Byeselinge, schilder tot Delft, dit
ontvangstbewijs,
Anneke heeft haar intrek genomen bij deze schilder.
Wie was die Van Byeselinge?
Rond 1557 is hij geboren in Delft als zoon van
ene Jan van Byeselinge. Daar werkte hij als schil
der. Toen in 1584 Willem van Oranje in Delft
werd vermoord kreeg Christiaan de opdracht een
tekening te maken van Willem op zijn doodsbed.
Als randschrift op dit schilderij schreef hij:"Den tien
den IVLI twelck de mensche heeft verdroeten wer-
de den prinsche dorange tot delft doerschoeten."
Dit schilderij bevond zich in het stadhuis van
Zaltbommel, maar is daar in 1978 gestolen. Een
dupliek ervan bevindt zich in het Stedelijk Muse-
Portret van Baltazar Gerard door Christiaan
van Beyeselinge
um Het Prinsenhof in Delft. Christiaan kreeg ook
opdracht een portret te maken in de gevangenis
van de moordenaar van Willem: Baltazar Gerard.
Deze laatste afbeelding wordt bewaard in het
Kupferschnitt-museum in Dresden. Verder zijn
van hem slechts weinig werken bekend. In het
Rijksmuseum heeft men van zijn hand een schil
derij, getiteld "David en Abigael".
Met deze Christiaan van Byeselinge woont Anneke
nu samen. Ze moet dus ook alle commotie rond
de moord op de stadhouder hebben meegemaakt
en de eer die haar partner genoot, omdat hij de
tekeningen van Willem van Oranje en Baltazar
Gerard had vervaardigd.
Ook in 1585 ondertekent Christiaan de kwitantie
voor de alimentatie voor dat jaar, maar daarna,
tot haar dood in 1 592 is Anneke degene die
tekent. Na haar dood blijft men aanspraak
maken op een alimentatie door de Staten van
Zeeland om bijstand, maar nu door anderen dan
Anneke. Eerst tekent in 1 592 ene Cornelis de
Vrije als voogd van Annekes dochtertje een kwi
tantie ten bedrage van 9 ponden.
In datzelfde jaar schrijven drie burgers van Delft:
Cornelis Janszoon van Byeselinge (vermoedelijk
een broer van Christiaan), Cornelis de Vrije
Willemszoon en Cornelis Adriaenszoon Boogaert,
als vooghden van tachter gelaeten weeskindt
van Anneken Romboutsdochter, eertijts geprofes
te suster inden convente van Drye Conynghen
binnen Zierkzee, een brief aan de Staten van
Zeeland om alimentatie voor Annekes dochter.
Vader Christiaan was kennelijk niet in staat zijn
verantwoordelijkheid voor dit kind te nemen,
want ze schrijven verder:
"T is nu zoe dat die voornoemde Anneken
Romboutsdochter daer nae tot haer man heeft
getrouwt eenen Corstiaen Janszoon schilder,
bijde welcke zij geprocureert heeft een dochter
ken, out zijnde ontrent vuyf jaeren, is een jaer
geleden die voernoemden haeren man vertroc-
ken uyt dese landen, daer uyt hij hem alsnoch is
absenterende, verlaetende zijn huijsvrouwe ende
kindt, nyet alleen sonder eenlige goeden maer
dat noch arger is, met laste van verscheijden
schulden, bij hem voor zijn vertreck doer zijn
ongeschickt leven gemaeckt. Ende alsoo die
voernoemde Anneken Romboutsdochter in deser
werelt verleden zijnde, achter gelaeten heeft
tvoernoemde desolate weeskindt sonder eenighe
goederen daermede tselve weeskindt soude
moghen onderhouden ende gealimenteert wor
den ende deur de zeer costelijcken tijt ende dier-
te van alle menselijcke behouften, nyement tsel
ve weeskindt sonder eenighe middelen wil aen-
vaerden ofte aenslaen, soo keeren die voer
noemde voighden hen tot U Edelen....
13