EEN ARRENSLEE IN HET LANDBOUWMUSEUM Ze eindigen hun brief met: "In welcke doende uwer Edele, tot opvoedinghe van voerseijde desolate weeskindt een loffelijck werck van charitate doen ende bewljsen zal, twelcke vanden Almoeghenden God nyet onge- loont en zal blijven. In december 1594 ontvangen ze inderdaad een bijdrage van 6 ponden Vlaams. Alle drie tekenen ze voor ontvangst van dit bedrag. Dit is de laatste maal dat we in de archieven in Middelburg een kwitantie, betrekking hebbend op Anneke, tegen komen. Wie zal er dan verder voor haar dochter tje gezorgd hebben? Deze puzzel heb ik onlangs kunnen oplossen. In 1910 schreven Thieme en Becker een boek, getiteld: Algemeines Lexikon der bildenden Künstler. In dit boek komt ook een stukje voor over de vader van het kind, Christiaan (of Corstiaen) van Byeselinge. Daarin wordt over hem gezegd, dat hij ook in dienst van het Spaanse hof gewerkt heeft, dat hij na de dood van zijn vrouw naar Holland is terug gekeerd en dat hij daar voor de tweede keer getrouwd is. Zo zal de zorg van zijn dochtertje geregeld zijn. In 1595 werd Christiaan nog lid van het Lucasgilde, het schildersgilde in Den Haag. In 1500 stierf hij in Middelburg. Zo eindigt de geschiedenis van Anneke Rombouts, een recalcitrant lid van de kloostergemeenschap van het Driekoningenklooster in Zierikzee. In mijn volgende bijdrage wil ik verhalen, hoe het de overige leden van ons klooster, die trouw aan hun geloften zijn gebleven, vergaan is. Paul R. M. van der Sneppen In het Landbouwmuseum te Dreischor staan twee arrensleden, een kleine en een grote. Die kleine, ook wel een 'arrentikker' genoemd, heeft slechts plaats voor een volwassen passagier en eventueel een kind, de bestuurder zit schrijlings achterop een bankje. Een zelfde exemplaar is af gebeeld in het boek Antiek van het Nederlandse platteland door N. de Roy van Zuydewijn, op blz. 41Het bijschrift luidt: Arreslee, Hollands type, 1759. We kunnen dus aannemen, dat de slee in het Landbouwmuseum uit dezelfde tijd stamt. Maar, er is meer over de betreffende slee bekend. Hij is - tot zijn komst in het museum - in het bezit geweest van het landbouwersgeslacht Vermaat te Poortugaal op het eiland IJsselmonde. Het aardige is nu, dat twee generaties van die familie een dagboek hebben bijgehouden, waarin zij de dagelijkse gebeurtenissen in hun streek opschre ven. Bijvoorbeeld, dat de ooievaar "wederom binnen onze landspalen" was gearriveerd; dat "er kwaaje koppen in het vlas" zaten en dat er "zwaare regen, veel water in de polders" was. En dus ook, wanneer zij er met de arrenslee op uit gingen! Uit die dagboeken maken we op, dat ze er meer dere sleeën op na hielden, want soms gaat de dagboekschrijver met vier anderen een tochtje maken, dan weer alleen met zijn vrouw en ook vervoert hij een keer 41 5 steen vlas. Dat laatste zal wel met een werkslee gedaan zijn. De dagboeken lopen van 1809 tot 1876 en alle aantekeningen die over de arrensleeën handelen, hebben wij er uit gelicht en worden hieronder vermeld. Het geeft ons een klein beetje een indruk, welke rol de slee vroeger op het platteland speelde. 18-1 -1820 Vader een nieuwe arreslee laten ma ken bij Ary van Lier. 14-1-1825/ De arreslee ingespanne en gereen na Roon (Rhoon). 1-2-1829/Veel arresleen op de Maas van Dort op Rotterdam zonder gevaar. 19-1 -1830 heb ik met mijn vrou en dogter Elie- zabeth met den Arreslee met twee paarde na Dort gereen. 1 -3-1830 Het ijs in agt dag geheel wegge- dooijd zonder schade voor dijken of dammen. Het was een wonder, agt dagen tevooren reed ik 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1998 | | pagina 18