der tijd heb ik toch nog heel wat bij elkaar gesprokkeld. Soms op voorspelbare plaatsen, zoals in het Rijksarchief in Middelburg, maar soms is het geluk met je en vind je plotseling een goudmijntje. Dat goudmijntje was voor mij de ontdekking van het dagboek van Wouter Jacobszoon. De schrij ver van dat dagboek was de laatste prior van het klooster Emaus in het land van Stein buiten Gouda. Dit klooster Emaus, dat meestal wordt aangeduid als het klooster Stein, heeft zijn grootste vermaardheid te danken aan het feit, dat Erasmus hier vijfjaar als broeder leefde. Het behoorde tot dezelfde orde als het Driekoningenklooster, het generaalkapittel van Syon, een groep samenwerkende kloosters van reguliere Kanunniken en kanunnikessen van Sint Augustinus. In 1572 zijn ook de kloosterlingen van het kloos ter Stein weggevlucht voor de woede van de watergeuzen. Wouter Jacobszoon is naar het veilige Amsterdam gevlucht, dat nog tot 1578 heeft stand gehouden tegen de aanvallen van de geuzen. In die stad, de enige stad waar de kloosters van zijn orde nog in rust en vrede bestonden, werd hij rector van het vrouwen klooster Ter Lely. Hij heeft vanaf zijn vlucht uit zijn eigen veilige klooster een dagboek bijgehouden, dat in 1941 door de bekende neerlandica dr. Isabelle van Eeghen in druk is uitgegeven. In dit dagboek komen ook een aantal keren zusters uit het Driekoningenklooster voor. Het dagboek geeft trouwens ook een interessant beeld, hoe men in het verre Amsterdam meeleefde met de inwo ners van Zierikzee, toen onze stad door de troepen van Mondragon omsingeld was tijdens het beleg van Zierikzee en welke gruwelijke verhalen daarover verteld werden. Na zijn tweede vlucht, nu uit Amsterdam in 1 578, is hij uiteindelijk in zijn eigen stad Gouda, een van de meest liberale steden van het toen malige Holland, terechtgekomen. Daar hebben de zusters van het Driekoningenklooster, weer allen tezamen gekomen, zich uiteindelijk onder zijn leiding gesteld. Het laatste stuk, dat van zijn hand bekend is, is een lange brief, in het Latijn geschreven, aan Sasbout Vosmeer, de apostolisch-vicaris, zeg maar de ondergedoken bisschop, van het aarts bisdom Utrecht. Hij rechtvaardigt hierin zijn optreden tegenover de zusters van het Driekoningenklooster, die, schrijft hij, omstreeks 1 583 van een aantal plaatsen tezamen waren gekomen in Gouda en die hem gevraagd had den, zich onder zijn leiding te mogen stellen. Uiteindelijk waren er moeilijkheden gekomen onder de zusters, en wel over het recht op eigen bezit. Nu ze hoofd voor hoofd alimentatie kregen van de Staten van Zeeland, kregen sommige zusters moeite met de afgelegde gelofte van armoede, die ook inhield, dat alle bezittingen die ze hadden, gezamenlijk bezit van alle zusters waren. Ook in de tijd, dat Wouter in Amsterdam woonde, noteerde hij berichten, die hem daar over religieuzen van zijn orde bereikten, ook over zusters uit het Driekoningenklooster. Zo schreef hij op 9 februari 1573: "Worde mij noch op dese tijt een missive getoont, tot Antwerpen gescreven, inhoudende die miserie der conventualen van den heylige drie Coningen binnen Zirckzee, waerinne principalick gescreven stonde, hoe haer convent gehelick geruïneert sijnde, werde tot soutkeeten." Op 5 april van datzelfde jaar: "Op desen dach dwaelde ick met mijnen sinnen, dien ick qualick inwerts keeren konde, doer oer- saeck van de benautheyt mijns harten, die in mij was, ende overdocht die groete verstroytheyt van den religie doort ganse lant van Hollant ende Zeelant. Wuytgesondert Amsterdam ende Wesop was alle dit lant van de religie gesceyden. Middelburg ende Goes waeren in Zeelant maer goet gebleven. Die deken van Zirckzee was tot Loven gevlucht, ons susteren tot den Drie Coningen binnen Zirckzee waeren ygelick sijns weechs gevlucht." In 1 560 werd Jan van Strijen deken van de Sint Lievensmonsterkerk. Als vicaris-generaal van het nieuw opgerichte bisdom van Middelburg verbleef hij in deze stad tijdens het beleg door de geuzen. In 1575 werd hij tot bisschop benoemd en stierf in Leuven in 1594. Een paar dagen later lezen we in zijn dagboek: 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1999 | | pagina 17