orgels worden gekenmerkt door een omvangrijk
hoofdwerk (ook wel als "Niehoff-front" aange
duid) en een verhoudingsgewijs klein rugpositief,
een combinatie die een interessante tegenstelling
in klank teweegbrengt.
Verkoping en ontmanteling
De laatste grondige inspectie van het inmiddels
"door den ouderdom te ver verloopen" en door
de mislukte renovatie van 1764 met "disperaate
huylinge" behepte orgel, uitgevoerd op 25 okto
ber 1765 door de Utrechtse orgelbouwer Johann
Heinrich Hartmann Batz (1709-1770), moet aan
leiding hebben gegeven tot overweging van ver
vanging. Batz en de toenmalige organist Johan
Pieter Lootens, broer en opvolger van Willem
Lootens, kregen het volgende jaar de opdracht
tot het ontwerpen van een nieuw orgel. In 1768
vond de aanbesteding plaats. Twee jaar later vol
tooide Batz zijn orgel, dat tot de grootste van
het land behoorde. Het Niehoff-orgel bleef tij
dens de bouw van het nieuwe instrument in
gebruik. Op 16 december 1770 beëindigde men
zijn aloude taak als vaste begeleider van kerk
diensten. Er werd met verwijdering van het in
strument enkele tientallen jaren gewacht.
Hoogstwaarschijnlijk vond men het praktisch om
een reserve-instrument te hebben. In februari of
maart 1803 toonde de Sint Georgiusparochie te
Kruisland belangstelling. Zij zocht een orgel voor
haar enkele jaren eerder gestichte zaalkerk
(1795). Ten aanzien van het Niehoff-orgel diende
toen spoedig iets te worden gedaan, want het
verkeerde in een zeer zorgwekkende staat. Voor
350 gulden kwam het in handen van de
parochie. Bedongen was, dat zij moest dragen
de kosten van het uitbreken en het herstel van
de muur. Te Kruisland ging het instrument nog
meer dan 80 jaar mee. In 1887, het jaar van de
afbraak van de Sint Georgiuskerk, werd Niehoffs
bijna drieëneenhalve eeuw oude, door Johan
Snep en andere opvallende musici bespeelde
orgel als "onherstelbaar versleten" omschreven.
Ontmanteling zal hetzelfde jaar nog hebben
plaatsgevonden. Helaas zwijgen de notulen van
het Kruislandse kerkbestuur over de bestemming
van de onderdelen, 'in alle toonaarden'.
Sander den Haan
Voornaamste geraadpleegde literatuur en
archivalia
W. P. L. Bakker, 'Losse aantekeningen rondom
het tweede orgel in de voormalige Sint
Lievensmonsterkerk te Zierikzee'. In: Het Orgel
56 (1960), p. 1 50-1 51171-173, 198-199, 224-
226 en 57 (1961), p. 7-10, 17, 34, 40, 79-81,
177-178
Jan van Biezen, Het Nederlandse orgel in de
Renaissance en de barok, in het bijzonder de
school van Jan van Covelens, Utrecht 1995,
p. 170-171
J. H. Kluiver, 'Historische orgels in Zeeland 3:
Schouwen en Duiveland, Tholen, Zeeuwsch-
Vlaanderen'. In: Archief. Mededelingen van het
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, 1976; in het bijzonder
p. 104-107)
Willem Lootens, Beschrijving van het oude en
nieuwe orgel in de Groote of St. Lievensmonster
kerk der stad Zierikzee, beneffens eenige korte
aanmerkingen over de oudste orgeien tot die op
deezen tijd, Zierikzee 1771, p. 11-16
Tegenwoordige staat der Vereenigde
Nederlanden, behelzende eene beschrijving van
Zeeland I, Amsterdam 1751, p. 343 en 344
Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Archief
van de kerkvoogdij van de Hervormde gemeente
te Zierikzee, notulen van de vergaderingen van
kerkmeesters 1799-1815 (zonder inv.nr.)
Regionaal Archief West-Brabant, Archief van de
parochie van Sint Georgius te Kruisland 1788-
1965, inv.nrs. 5 (notulen van het kerkbestuur) en
59 (begrotingen en jaarrekeningen)
23