Op het droevig, ontijdig en Jammerlijk verdrinken van den
Doorlugtigen en Hooggebooren Vorst en Heer Jan Willem Friso,
Prince van Orange en Nassauw etc etc etc
Erfstadhouder van Friesland, Stadhouder van Groeningen en
Ommelanden etc etc etc
Op den 14. July 1711
Daar leyd nu alles wat men noemen ken ter neer
De laatste Orange spruyt, de glory, roem en eer
Van dat doorlugtige Geslagte van de Goden,
Dat geen vernis, nog geen blanketsel heeft van noden,
Dat met haar daden, door de lugt en wolken sweefd
En in de harten van de Nederlanders leefd,
Dat Spanjes hoogmoed demte, en sig verschriklijk maakte
Aan die 's Lands Vryheyd, en den sterken Tuyn genaakte,
Om die soo 't mogelijk was te werpen overhoop
Door list of door geweld. Gans Nederland (te koop
Aan vreemde Magten, door verraders, fielen, schelmen
Den vyand opgeveyld,) wierd met gesloote helmen
En schitterend Oortogsswaard, geveyligt en gered
Soo ras Orange maar had voet bij 't stik geset.
Die was de troost en hoop, van Nederlands gemeente
Dat nog veele eeuwen lang, hunne as, en koud gebeente
Beweenen sal. Helaas de laatste van die Stam
Die soo wel harten, als sijn 's vijands Steden nam,
Die door sijn wijs beleyd, de Franse magt deed beven:
Dat klouk en moedig hart, heeft sijn doorlugtig leeven
Geëyndigd, niet door 't vuur van oorlog, swaard, of speer
Daar streefde hy tegen in, vol moed, met bloot geweer
De dood, verhit op moord, van Vorsten hooggebooren
Betrapte hem op Zee, om in het zout te smooren.
Een waarlijk gloedvolle herdenking. Ongetwijfeld
voorgelezen aan gelijkgestemde vrienden en
bekenden.
Veel soberder is het ooggetuigeverslag van een
jonge Duivelander, waarvan proces-verbaal werd
opgemaakt op 16 Juli 1711 te Niervaart: (2)
"Compareerde voor Bailliuw, Burgemeester en
Schepenen der stede en Lande van Niervaart,
geseijt de Clundert, Pieter Cornelis, geboortig
van Nieuwerkerk in Duyveland bij Zierikzee, out
tusschen 21 en 22 jaren, knecht op 't veer van
de Moerdijck, dewelke ter requisitie van d' Heer
Hugo van der Mast, Heere van Cleijnpoelgeest,
als Bailliuw alhier verclaerde:
dat sijne Hoocheijt den Heere Prince
van Oranje, Erfstadhouder van Vriesland etc op
voorleden Dijnsdag den 14e Juli 1711, ontrent
de middach met sijn gevolgh, sijnde gekomen
uit Brabandt, op de Moerdijck om over te vaeren
na het Strijense Zase Sas] is gegaen, eerst in
een schuijtje genaemt een Hooghaers, daer den
veerman Gerrit Jansen en noch een cloeck man,
genaemt Arij Danussen, op waren om over te
roeijen. Doch 't eijnde de Haven aen 't Hooft
komende, hoogh.ed.sijne Hoocheyt van gedach
ten wierd om in een andere schuijt, sijnde een
Hengst [die] van de oversijde was gekomen en
daer lagh, over te gaen. Dat, terwijl hij daerin
was, eenige regen heeft beginnen te vallen, en
22