en zwakzinnigen en de opvoeding van genoemde
wezen totdat zij, om met de omstreeks 1610
door de weesmeesters gebezigde woorden te
spreken, "tot haer jaeren ofte staetdaege" waren
gekomen. Als de heren van de weeskamer zich
daarmee niet zelf bezighielden, zorgden ze ervoor
dat door hen gecontroleerde voogden beheer en
opvoeding in praktijk brachten. Bij overlijden van
ongehuwde personen (volwassenen) droegen de
weesmeesters zorg voor een rechtmatige verde
ling van hun nalatenschappen. In de nominatie
die de weesmeesters in het najaar van 1768 aan
de magistraat van Zierikzee richten,
duiden zij de categorieën van personen over wie
zij gezag uitoefenen aan als "alle weeskinderen,
innocenten, stommen en onmondige perzonen
niet oud ofte niet wijs genoeg zijnde om zigzelve
en hunne goederen te regeeren".
Omdat de term 'weeskamer' nog wel eens wordt
verward met de term 'weeshuis' is het wellicht
goed - alvorens verder te gaan - erop te wijzen
dat de weesmeesters, in tegenstelling tot de
bestuurders van een weeshuis, geen gebouw
hadden om de wezen onderdak te bieden.
Daadwerkelijke huisvesting en verzorging van
wezen behoorde niet tot hun taken.
Personen die bij testament hadden geregeld dat
de weeskamer niet direct bij de opvang van de
kinderen en nalatenschapszaken werd betrokken,
verzochten de raad om permissie voor 'seclusie'
ofwel uitsluiting van de instelling. Dit ontsloeg
hen evenwel niet van de plicht tot inlevering van
een overzicht van bezittingen en schulden waaruit
de achtergelaten boedel bestond, want de wees
meesters traden in elk geval nog op als opper-
voogden. Men kon een verzegelde, beknopte
boedelinventaris inleveren, wat 'pottenkijkerij'
zou bemoeilijken. Dat dit effectief was, bewijst
het feit dat een groot aantal boedelinventarissen
pas tijdens de bewerking van het archief werd
geopend, niet zelden nadat ze meer dan twee
honderd jaar verzegeld waren gebleven I
De hiervoor omschreven gang van zaken bij
seclusie blijkt uit de woorden uit het besloten tes
tament van oud-burgemeester Cornells Pous dat
op kerstavond 1678 voor notaris Samuel Black te
Zierikzee passeerde:
Cornells Verheye (1601-1682) bekleedde
tussen 1654 en 1669 diverse keren het wees-
meestersambt (anoniem; olieverf op paneel;
eigendom gemeente Schouwen-Duiveland)
"Uitsluytende ook bij desen instrumente ende
uitgesloten houdende de weeskamer der stad
Zierkzee bij aldien sulcx ooyt of ooyt bij de heeren
van den rade van Zierkzee wert toegestaan daar
toe desen dan sigh sal refereren, niet willende
ofte begeerende dat de voorseyde weeskamer
eenige openinge ter weerelt van haar na te laten
boedels sal werden gedaan alsdat alleen een
besloten inventaris sal werden gelevert en de
resolutie bij de heeren van den rade van Zierkzee
daarover te nemen verder sal werden opgevolgt".
De geschiedenis van de weeskamer van Zierikzee
gaat terug tot een privilege van Karei de Stoute
van 16 juli 1473, dat de stad het recht gaf tot
de stichting van een weeskamer. De herinnering
aan deze hertog van Bourgondië werd enkele
jaren geleden door het succesvolle zangspel
"Het Oproer van Zierikzee" nog eens opgefrist.
In de maand februari van laatstgenoemd jaar,
was hij met troepen naar de stad gekomen om
de ruim een halfjaar eerder gepleegde moord op
twee van zijn ambtenaren te vergelden.
5