Bovendien had hij volgens de getuige Johanna
Feyerns, die ook als dienstmeid werkzaam was,
meerdere malen 'baldadigheden' aan de woning
van haar meester gepleegd. Adriaan zelf ontken
de tijdens het proces dat hij Cornelia had gesla
gen, getrapt en beledigd. Hij beweerde dat
Cornelia hem die avond voor "smeerlap" had uit
gemaakt en dat ze hem een duw op zijn borst
had gegeven. Ondanks het feit dat Adriaan zijn
schuld niet had bekend, werd hij een week later
door de rechtbank tot zes weken gevangenisstraf
veroordeeld plus een boete van acht gulden.
Daarnaast moest hij de kosten van het rechts
geding betalen (vier gulden vijfenzeventig cent).
Bij de uitspraak was Adriaan niet aanwezig,
die heeft hij via een gerechtsdienaar moeten
vernemen.
Op het schavot
Op 26 mei 1847 deed het Provinciaal Gerechts
hof uitspraak in de moordzaak tegen Adriaan G.
Hij werd schuldig verklaard aan moedwillige
doodslag gepleegd op de 23-jarige Josina
Hogestein. Bij de uitspraak werd aangetekend
dat voor het Hof niet wettig en overtuigend was
bewezen, dat deze misdaad voorafgegaan of
vergezeld was door een gewelddadige aanslag
tegen de eerbaarheid van het meisje. Adriaan
werd veroordeeld tot de straf van het zwaaien
met het zwaard over zijn hoofd en een gevange
nisstraf van twintig jaar in een rasp- of tuchthuis,
alsmede in de kosten van het proces. Hierna
werd hij overgebracht naar de Strafgevangenis
te Middelburg. Adriaan tekende tegen deze
uitspraak beroep aan bij de Hoge Raad, doch op
5 oktober 1847 werd zijn verzoek om cassatie
verworpen.
Op 3 januari 1848 vond het zwaaien met het
zwaard over zijn hoofd plaats. Dit was een sym
bolische straf: in het verleden werden alle moor
denaars ter dood veroordeeld. Omdat in die tijd
de doodstraf ter discussie stond, werd deze sym
bolisch uitgevoerd8. Alles moest eruitzien als bij
een daadwerkelijke onthoofding. Zo werd dan
ook het schavot weer voor het stadhuis op de
Grote Markt in Middelburg opgebouwd. Onder
toeziend oog van een grote menigte toeschou
wers zwaaide de beul met het zwaard over het
hoofd van Adriaan. Het garnizoen was erbij aan
wezig om de orde te handhaven. Na dit ritueel te
hebben ondergaan, werd hij weer teruggebracht
naar de gevangenis. Omdat de gevangenissen in
Zeeland overvol zaten, werd Adriaan op 27 juni
1848 overgebracht naar de Strafgevangenis te
Woerden. Daar is hij op 24 maart 1849 op
27-jarige leeftijd overleden.
Naar aanleiding van deze moord vaardigde het
gemeentebestuur van Zierikzee een verbod uit
om op vastenavond gemaskerd in de stad rond
te lopen. Enkele coupletten uit het lange gedicht
dat de journalist markies de Thouars in de
Zierikzeesche Courant van 19 februari 1847
publiceerde, omschrijven de feestelijkheden zoals
Josina die kort voor haar dood kan hebben beleefd:
'f Is Vastenavond-feest: de Carnavalvermaken
Beginnen, alles joelt en zingt en springt dooreen:
Hier dartle maagden met den vuurgloed van
scharlaken
Op bolle wangen: daar kwajongens, ruwe snaken,
In narrendosch van top tot teen.
Een' ongemaskerde wil ook de volksvreugd deelen,
Maar geen genot dat walgt bij doedelzakrefrein:
Uitspatting, spoorloosheid, kan haar gemoed niet
streelen;
Haar trippelende tred verraadt aan haar gespelen:
Het is Josina Augustein!
Eén masker merkt haar op, en volgt haar op de hielen
Met vriendelijken lach en welbelegde reen
Rijdt zij zoo schuldeloos, hem, schertsend in de wielen;
Zij gaan naar buiten, (waar licht tal van zwakken
vielen;)
Zij gaan, maar niemand weet waarheen!
J. H. Midavaine
Geraadpleegde bronnen
- Zeeuws Documentatiecentrum (ZDC),
E. J. M. van der Geest, De katoenweverij
van Salomonson in Zierikzee (1838-1856), in:
Kroniek van het Land van de Zeemeermin
(Schouwen-Duiveland)jaargang 1987,
p. 33 - p. 64.
8