de 23-jarige Josina Hogestein uit Zierikzee te zijn,
die weefster was op de katoenweverij van de
firma Salomonson aan het Kerkhof Zuidzijde.
Deze katoenweverij was in 1838 met steun van
de regering in Zierikzee gevestigd en verschafte
werk aan honderd tot tweehonderd arbeiders.
Ook in andere Zeeuwse plaatsen bezat de firma
Salomonson katoenfabrieken, onder meer in
Veere. De wevers behoorden tot de armste klasse
van de bevolking en de rest van de burgerij keek
op hen neer. Sommigen kregen ondersteuning
van kerkelijke instanties om niet te verhongeren.
De wevers waren in de regel slecht gekleed en
analfabeet. Ze hadden een laag moraal, dronken
veel en sprongen regelmatig uit de band. De
Zeeuwse arts Samuel Coronel senior (1827-1892),
die een onderzoek naar de gezondheid en de
werkomstandigheden van de wevers in Zeeland
heeft gedaan, schreef over de Zierikzeese wevers:
"Zij kennen orde noch ontzag." Hij verweet hen
verkwisting en overdaad, losbandigheid en ledig
heid. De wevers woonden in de arme buurten
van de stad. Hun huizen waren klein, muffig en
donker. Zij leefden met grote gezinnen in enkele
vertrekken. Eten, slapen en werken vonden in
dezelfde ruimte plaats. Vanaf hun twaalfde jaar
werden de wevers al op de fabriek toegelaten.
De meeste wevers waren dan ook erg jong,
meer dan de helft was jonger dan zestien jaar.
De werkomstandigheden in de Zierikzeese
katoenweverij waren allesbehalve ideaal. Er werd
soms met honderd personen in één lokaal ge
weven en de leiding had moeite om de orde te
handhaven. In het fabriekslokaal was het erg
donker en de isolatie was er slecht. In de zomer
was het er snikheet, in de winter steenkoud.
Kapotte ruiten zorgden voortocht in het gebouw.
De vloer was van klei en smerig en het rook er
ongezond. De meeste wevers waren fysiek zwak
en in tijden van epidemieën die in de negentien
de eeuw vaak voorkwamen, waren zij de eerste
slachtoffers. Door het wegvallen van de regerings
steun in 1855 viel het doek voor de katoenweverij,
die een jaar later de deuren voorgoed sloot.
De aangerande en vermoorde Josina Hogestein is
op 8 september 1823 in Zierikzee geboren. Haar
naam werd op verschillende manieren geschre
ven, soms als Hagestein of Agestein, maar ook
de naam Augustijn werd in het bevolkingsregister
van Zierikzee meerdere malen gebruikt.
Josina's moeder was Anna Hogestein2, ten tijde
van de geboorte van haar dochter ongehuwd.
Toen Josina vijf jaar was trouwde haar moeder
op 1 oktober 1828 met de arbeider Guljaam
(ook wel geschreven: Giljaam) Graveleyn,
weduwnaar van Hensje Westerwijk, die een paar
huizen verder woonde3. Meteen kreeg Josina vier
broertjes en zusjes erbij, te weten: Johanna
(vijfjaar), Abraham (twaalf jaar), Jan (vijftien jaar)
en Jacobus (achttien jaar)4. Het Zierikzeese bevol
kingsregister vermeldt het gezin als Nederlands-
hervormd. Op 19 mei 1832 werd uit het huwelijk
van Guljaam en Anna hun zoontje Anthonie
geboren, dat in oktober van datzelfde jaar is
overleden5. Meer kinderen werden er niet geboren.
Op vijftienjarige leeftijd werd Josina weefster op
de katoenweverij van de firma Salomonson.
Zoals zovele wevers en weefsters werd zij daar
geplaatst, omdat haar familie door de hervormde
diaconie werd ondersteund. Ten tijde van de
moord waren alleen zij en haar stiefzus Johanna
nog ongehuwd. Wel had intussen Johanna als
ongehuwde moeder in 1843 een zoontje ge
kregen6. Nog hetzelfde jaar dat Josina werd
vermoord, stierf haar stiefvader.
Haar moeder is oud geworden: zij stierf te
Zierikzee in 1869, op 78-jarige leeftijd.
Tot aan de morgen duurden de onderzoekingen
in deze moordzaak voort, totdat men eindelijk op
het spoor kwam van de vermoedelijke dader. Dit
bleek de 25-jarige slagersleerling Adriaan G. uit
Zierikzee te zijn. Adriaan G. was op 7 oktober
1821 in de Verrenieuwstraat (wijk B 122; thans
nummer 44) in Zierikzee geboren als zoon van
een vleeshouwer. Het gezin bestond uit de oude
re zussen Jannetje en Cornelia en een oudere
broer Johannes en was hervormd. Na de geboor
te van Adriaan werden er nog drie kinderen
geboren, doch deze hebben slechts kort geleefd,
onder wie een tweeling in 1826. Op 20 decem
ber 1838 overleed zijn vader op 49-jarige leeftijd.
Toen de slagerszoon (begin 1842) twintig jaar
was, ging hij werken in de katoenweverij van de
firma Salomonson. Hier leerde hij Josina
Hogestein kennen. Echt lang heeft de carrière
5