van Adriaan als wever niet geduurd, want in juli
van datzelfde jaar werd hij alweer ontslagen. Het
register van de Commissie van Toezicht op de
Katoenweverij (1838-1855) meldt: "als wegens
lichaamsgebreken ongeschikt". Op 22 februari
1845 overleed zijn moeder op 55-jarige leeftijd,
waarna Adriaan met zijn ongetrouwde zus
Cornelia achterbleef. Zijn broer Johannes en zijn
zus Jannetje waren reeds de deur uit.
Volgens zijn signalement was de lengte van
Adriaan G. "1 el 5 palmen en 8 duim". Zijn voor
hoofd was plat en hij had een rond gezicht met
een grote neus, grote mond en een brede kin.
Zijn gelaatskleur was bleek en zijn ogen waren
lichtblauw. Hij had zwart haar en wenkbrauwen,
alsook een zwarte baard. Hij sprak "Nederduitsch".
Opvallend aan hem moeten zijn geweest zijn
"zakbuiken lidteken in de hals". Frappant is dat
volgens het Zierikzeese bevolkingsregister op
21 februari 1847, vijf dagen na de moord zijn
zus Jannetje bij het gezin intrekt. Jannetje was
dienstbode in Oosterland en ongetrouwd.
In de vroege morgen van de 17e februari 1847
werd Adriaan G. in zijn woning gearresteerd,
waarna hij werd overgebracht naar het Huis van
Arrest in de stad. Daar bleef hij echter volhouden
de moord niet te hebben gepleegd. Wel gaf hij
toe, dat hij vermomd met Josina uit een herberg
was gekomen en met haar tot in de Meelstraat
was gelopen, waar hun wegen zich hadden
gescheiden. Pas op 18 februari legde hij een
bekentenis af en gaf toe deze gruweldaad te
hebben gepleegd. Hij zei dat hij haar naar deze
eenzame plaats had gelokt en daar op deze stille
plek op een barbaarse wijze had aangevallen.
Door haar de keel toe te knijpen had hij haar
gewurgd en van het leven beroofd. Als reden
voor zijn daad gaf hij op dat hij in het verleden
met Josina een relatie had willen aanknopen,
maar dat zij dit zeer tegen zijn zin in had
geweigerd. Op 19 februari deden de timmerman
Annanias Phaff en de lijkdienaar Johannes Flooy
aangifte van het overlijden van Josina Hogestein
bij de burgerlijke stand in Zierikzee. In de over
lijdensakte staat vermeld dat Josina om één uur
's nachts is overleden.
Inmiddels was ook het Provinciaal Gerechtshof
in Middelburg van het gebeurde op de hoogte
gesteld. Bij arrest van 20 april 1847 van het
Gerechtshof werd Adriaan op 8 mei overgebracht
naar het Huis van Bewaring te Middelburg, in
afwachting van het proces dat hier zou plaats
vinden.
Akte van overlijden van de vermoorde jonge
vrouw Josina Hogestein (Zeeuws Archief)
Vuilert en stinkert
Intussen was ook gebleken dat Adriaan G.
eerder met de justitie in aanraking was geweest.
Twee jaar daarvoor had hij Cornelia Catharina
Soeters bij haar werkgever op de stoep lastig
gevallen en aangerand. Dit gebeurde op zondag
avond 2 november 1845. Op die bewuste avond
kwam de toen 22-jarige Adriaan G. bij het huis
van Pieter Hendrik van de Weyde in Zierikzee.
Daar zag hij de 20-jarige dienstbode Cornelia
Catharina Soeters op de stoep staan, met wie hij
enige tijd verkering had gehad. Cornelia had het
uitgemaakt en daarna waren er wrevelingen
ontstaan, zodanig dat zij bang was om 's avonds
op straat te komen. Adriaan sprak haar aan,
maar zij wees hem af. Hierop gaf hij haar meteen
een aantal vuistslagen op het hoofd en op haar
gezicht. Daarna wierp hij haar in de gang op de
grond en gaf haar alsnog drie trappen.
Bovendien schold hij haar uit voor "vuilert en
stinkert" en verweet hij haar dat zij "de hoer was
van haren meester". Op haar gegil en geschreeuw
kwam Van der Weyde toegesneld, die haar ach-
6