Marianne Kleijwegt uit Dreischor (foto redactie)
moveerde op 1 juli 1797. Kort daarop werd hij
beëdigd als advocaat bij het Hof van Holland.
Naast deze functie had Pieter Pous in de loop van
zijn leven nog talloze andere bestuurlijke func
ties. Marianne heeft zich destijds in eerste instan
tie verdiept in het armenwerk dat Pieter opzette.
In 1812 richtte hij op een van zijn boerderijen,
Ter Mee genaamd en gelegen in Oostkapelle, de
Kweekschool voor den Landbouw en Zeevaart
op. Uitgangspunt: bestrijding van armoede en
bedelarij onder de plattelandsjeugd.
Aan het begin van de negentiende eeuw was het
voor de laagste klassen beslist armoe troef. De
vaak grote gezinnen leefden in zeer armoedige
huizen en hadden weinig te eten. De burgerij
moest niet veel hebben van de vaak slecht opge
voede, rondzwervende kinderen. Angst en ver
ontrusting vormden in die tijd aanleiding voor de
oprichting van allerlei liefdadigheidsinstellingen,
die de armen aan een beter leven moesten hel
pen. Pieter Pous had zo zijn eigen denkbeelden
als het ging om de aanpak van het probleem.
"Hij wilde de volgende generatie behoeden voor
de ellende en de verpaupering, en zag de moge
lijkheid daartoe in opvoeding van de jeugd",
schreef Marianne in haar scriptie. En verder:
"Pous wilde niet aansluiten bij bestaande instel
lingen, zoals de Godshuizen in Zeeland met de
daaraan verbonden weesscholen, schoen- en
kleermakerswinkels en naaischolen of bijvoor
beeld het Fabriekshuis (1781-1825) in
Middelburg, maar ontwierp een plan waarbij hij
de kinderen uit hun omgeving haalde en zoals hij
dat beschreef in zijn brief aan de Maatschappij
van Weldadigheid in 1827, 'hun eerste opvoe
ding aanvatte en naar mijn eigene denkbeelden
ben beginnen te vormen'".
Mr. Pieter Pous wilde de kinderen op zijn kweek
school onder zijn leiding en die van zijn arbei
ders, aan werk laten wennen. Zo kon hij, vond
hij, deze jeugd luiheid afleren. Onkunde zou hij
verhelpen door onderwijs te verzorgen, zoals een
scheepvaartopleiding, scholing tot bediende en
verschillende timmermansopleidingen en natuur
lijk de landbouwopleiding. Het meest in het oog
springende verschil met andere instellingen voor
arme kinderen was, zegt Marianne, "dat meisjes
en jongens samen op zijn kweekschool zaten".
"Hij haalde zelfs ex-gedetineerden binnen.". De
school zou tot 1851 bestaan. Pieter Pous had
beslist dat zijn instelling na zijn dood niet mocht
worden voortgezet. Volgens Marianne hebben er
per schooljaar waarschijnlijk nooit meer dan veer
tig kinderen opgezeten. Uit een verslag van het
Genootschap tot Zedelijke Verbetering van
Gevangenen bleek dat in 1836, 24 kwekelingen
in de maatschappij waren teruggekeerd, meldt ze
in haar scriptie.
De volgende 'Pous-episode' in het leven van
Marianne Kleijwegt is inmiddels al in gang gezet.
Naast het werken aan haar proefschrift houdt ze
zich bezig met het maken van 'petit histoires' van
zo'n acht tot tien gezinnen Mathias Pous. In
2006 zullen in een Zeeuws museum de nog
bestaande portretten van zo'n 65 familieleden
Pous, te zien zijn. Deze portretten zijn kunsthisto
risch beschreven door dr. Rudi Ekkart, directeur
van het Kunsthistorisch Documentatie Centrum in
Den Haag. Voor de iconografische beschrijving
tekende drs. Karen Schaffers - Bodenhausen.
Tegelijk met de komende tentoonstelling verschij
nen deze beschrijvingen en de korte verhalen in
de serie Grote Zeeuwse katernen.
Carolien de Vrieze
13