Tussen negen en tien uur nam hij bedrijvigheid
waar op het molenerf. Molenaarsknecht Pieter
Hofnaers was bezig met het optassen van acht
zakken tot meel vermalen graan op de molenwa
gen, voor vervoer naar de eigenares. Direct daar
op nam hij plaats op de bok en reed weg.
Compagnons Adriaan Bil en Leendert Vijverberg,
die als molenaarsbazen en eigenaars de molen
exploiteerden, waren al vertrokken. Sondag
volgde de kar tot bij het pakhuis van "bakkerin"
Margaretha van Nieuwland, weduwe van Willem
Koevoets, naar alle waarschijnlijkheid het pakhuis
aan de Sint Lievenstraat dat zij in 1832 in haar
bezit had. Hofnaers pakte de acht zakken van de
molenwagen en bracht ze in het pakhuis.
Gezamenlijk met zijn bazen legde hij vervolgens
een gelijk aantal zakken op de wagen. Daarna
begaf het drietal zich naar het woonhuis van de
weduwe, aan de Varremarkt, waar zij naar bin
nen gingen. Agent Sondag vond dat nu de tijd
rijp was om ten tonele te verschijnen en meldde
zich aan de deur van het huis. Eenmaal binnen
trof hij de weduwe Koevoets, een van haar
zonen, de molenaars en de molenaarsknecht
aan. Op zijn vraag naar het bewijs van afdracht
van de accijns op het gemaal aan de ontvanger,
tastte baas Bil "in schijnbare confusie" in zijn zak
ken en toonde een kwitantie en duplicaat van
een dag eerder. Maar deze waren ongeldig, om
dat de ontvanger kwitantie en duplicaat alleen
voor de dag zelf had verstrekt. Ook was verzuimd
het duplicaat af te tekenen, de helft van de kwi
tantie te scheuren en in de daartoe bestemde
molenbus op 't Hert te stoppen. Adriaan Bil
trachtte op verschillende manieren de politie
agent te bewegen tot teruggave van de ongeldi
ge stukken. De weduwe Koevoets, haar zoon en
de molenaarsknecht deden eveneens grote moei
te Sondag de stukken te laten teruggeven. "Maak
ons toch niet ongelukkig. Wij zullen u daar goed
voor belonen!" werd uitgeroepen. Izaak Sondag
was echter onvermurwbaar en gelastte het graan
direct naar het ontvangerskantoor te brengen.
Dit werd geweigerd. De aanwezigen hadden zich
rondom de agent opgesteld zodat hij geen kant
op kon en bleven op hem in praten over omko
ping. In de drukte sloop de knecht naar buiten
om de acht nieuwe zakken - "het corpus delicti" -
van de wagen te verwijderen. Toen deze bij het
pakhuis nog met de laatste twee zakken bezig
was, verscheen Sondags collega agent Petrus
Johannes van Gestel, die hem vroeg waar zijn
collega zich bevond. Eenmaal ten huize van de
weduwe aan de Varremarkt, vloog deze hem om
de hals en smeekte haar niet ongelukkig te
maken, "met vernieuwde belofte van rijkelijke
belooning", die de verdachten verdubbelden
toen beide politieagenten niet bereid bleken te
zijn een oogje toe te knijpen. Op het bevel van de
agenten de zakken graan weer op de wagen te
leggen en naar het ontvangerskantoor te vervoe
ren, reageerde molenaarsbaas Bil met de woor
den: "Dat verdom ik!".
Arbeidsters Maria Margaretha Bakker, vrouw van
Jacobus van Graafeiland, en Martijntje Peute ver
klaarden de agenten het af- en opladen van zak
ken te hebben waargenomen. De agenten stel
den vast dat afgezien van de begane 'slordig
heid' met kwitantie en duplicaat, tevens een
poging tot fraude was ondernomen en bevestig
den het rapport onder ede "als de zuivere waar
heid", ten overstaan van de vrederechter.
Verstoord drinkgelag
We kunnen dankzij een tweede proces-verbaal
van politieagent Izaak Sondag nog kennisnemen
van een toevallige ontmoeting drie dagen later.
De agent trof toen de door hem verdachte mole
naar Bil aan in de herberg Den Blokweg aan de
huidige Lange Blokweg (op de noordelijke hoek
van de afslag Korte Blokweg). Hij stapte binnen
met zijn zwager, de wapensmid Ferdinandus
Jacobi. Bil bevond zich daar in de gelagkamer,
in een toestand van verregaande dronkenschap.
Ook Cornelis Wijnants was daar aanwezig, in
vergelijkbare toestand. De molenaar zal niet blij
zijn geweest met de binnenkomst van Sondag.
Wijnants stelde kennelijk de aanwezigheid van
Jacobi, tevens tamboer van het muziekgezel
schap van de stedelijke schutterij, niet op prijs.
Hij vond dat "het koor musikanten maar witte
broodskinderen waare": personen bij wie alles als
vanzelf maar kwam aanwaaien. Wijnants daagde
daarop Jacobi uit met hem naar buiten te gaan.
Toen Sondag tussenbeide kwam om een gevecht
te voorkomen, voeren zowel Wijnants als Bil
tegen hem uit en verweten hem partijdigheid
omdat Jacobi zijn zwager was. Bil verstoutte zich
door agent Sondag aan te duiden als "de slegtste
kerel die er in de stad was, die het niet anders te
14