echt moeilijk. Goed, om de moeilijkheidsgraad
te vergroten doen ze dat vanaf een paard. Nog
geen kunst aan! De enige, maar dan ook de
enige, moeilijkheidsfactor is dat ze dat beest
laten lopen. Maar als je ziet wat voor knollen het
zijn, dan kun je je amper voorstellen dat dat echt
een probleem oplevert.
Logeren in Schuddebeurs
Na zo'n veertien dagen gingen we door naar
Schouwen-Duiveland. We werden per taxi op
gehaald en naar het station van Middelburg
gebracht. Vandaar gingen we per speciale bus
naar Katseveer. De boot van de Provinciale
Stoombootdienst op de Oosterschelde bracht ons
naar de haven van Zierikzee (vanaf 1958 meerde
de pont aan bij De Val), waar we werden opge
wacht door mijn grootvader Vijverberg. Hij stond
daar weliswaar niet met een grote Amerikaans
limousine zoals in Middelburg, maar met een
nog meer bijzondere en even Amerikaanse auto:
een Chevrolet uit 1929. Het model dat velen nog
zullen kennen uit de tv-serie 'The Untouchables'
met Elliot Ness. Van deze vies-bruinkleurige auto
kan ik me nog herinneren dat de voorruit, die
verticaal was geplaatst, iets naar beneden kon
worden gedraaid, net zoals je zijruiten naar
beneden kunt bewegen.
Bovendien, maar dat was geen eigenschap van
de auto maar van mijn grootvader, was het inte
rieur uitermate slordig. Er zwierf allerhande
materiaal, voornamelijk over de achterbank. Mijn
grootvader heeft tot nagenoeg aan zijn dood in
Grootvader Johannes Vijverberg met zijn
tweejarige kleinzoon Ad voor villa Welgelegen
in Schuddebeurs (foto collectie auteur)
1965 in deze auto gereden, dus ongeveer 35
jaar. Kom daar nu nog maar eens om!
Opa bracht ons naar zijn huis: huize Welgelegen
op de hoek van de Donkereweg en de Sint
Joostweg in Schuddebeurs. Welgelegen is een
'kast' van een huis. Mijn grootvader woonde
daar sinds zijn pensionering in 1940 met de oma
die ik nooit gekend heb en na haar overlijden in
1947 met een huishoudster en haar gezin. Voor
ons waren deze personen "tante Marie en oom
Jan".
De vooringang van Welgelegen bevond zich aan
de kant van de Donkereweg; het was een dubbe
le deur met glas. Hierdoor kwam je in een grote
hal. Daar stond een grote ronde tafel. In de rech-
termuur bevond zich een deur naar de garage,
vroeger een woonvertrek.
In de linkermuur zat de deur naar de zitkamer.
Ik kan mij niet herinneren dat men daar vaak zat.
Vanuit dit vertrek kon je naar buiten, naar een
terras dat uitkeek op de Kleine Weel, een watertje
dat herinnert aan een dijkdoorbraak in een ver
verleden. In de muur, waar je bij binnenkomst
tegenaan keek, was rechts, achter een deur, de
brede trap naar boven en links de gang. Als je de
gang inliep dan zag je rechts een "inloopkast"
(provisiekast) en links de deur naar de eetkamer,
waar het dagelijks leven zich afspeelde. Helemaal
aan het einde van de, voor hedendaagse begrip
pen brede gang, was het toilet. Dit privaat was
zo groot dat het goed voorstelbaar is dat in vroe
ger tijden dames met een omvangrijke hoepelrok
daar zonder problemen terecht konden. Rechts
aan het einde van de gang was de deur naar de
ruime woonkeuken. Dit was in de praktijk de
woonruimte van tante Marie en oom Jan.
Aanvankelijk was hier nog geen waterleiding
maar een zwengelpomp om het water op te
pompen naar een mooie, granieten aanrecht.
Op de eerste verdieping bevond zich, aan het
einde van de trap, een ruime overloop. Aan de
kant van de Donkereweg waren vier slaapkamers.
Een daarvan was 'officieel' in gebruik als zitkamer
van tante Marie en oom Jan. Meestal gebruikten
zij echter, zoals eerder aangegeven, de keuken.
Aan de zuidoostkant was een zeer ruime vijfde
slaapkamer. In die tijd was in geen van de slaap
vertrekken stromend water.
Boven deze verdieping bevond zich nog een zol-
6