heette. Zijn boerderij was nogal wat groter dan die van noom Jan Zoeter met zijn 51 Vi 'gemeten' bouwland en zestien gemeten weide die hij erbij pachtte. Samen was het toch bijna zeventig gemeten, toch niet gek voor die tijd. Maar De Kater - het huis van zijn boerderij bestaat nog3 - hoorde bij de 'boerenadel van Noordgouwe', als jullie begrijpen wat we bedoelen. Mevrouw De Kater had bijvoorbeeld een meid voor het huiswerk. Nee niet om te melken, maar om stof af te doen en te boenen. Op een goeie dag was er op de boerderij van De Kater een broedzieke hoen. Het zou toch aardig zijn als er eenden op het erf rondliepen en in de drinkput van het vee zouden zwemmen en dat ze 'eiers' zouden leggen. Als ze nu morgen de meid eens om eieren liet gaan bij vrouw Zoeter! Het was een tamelijk grote hoen, tien eendeneieren kon ze wel hebben. Zo gezegd, zo gedaan. Het weer was gunstig, het zonnetje scheen stralend. Je moet om negen eenden en 'een waetel' (woerd) gaan vragen bij vrouw Zoeter, had mevrouw De Kater tegen het meisje gezegd. Die had wel zin aan 'een kuiertje' van een half uurtje; op pad naar 'den diek' en dan Schouwen in. De hond van Zoeter zal wel geblaft hebben, want in die tijd had elke boerderij een karnhond. Moei Pietje hoorde haar al komen. Eerst praatten ze wat, de nieuwtjes werden uitgewisseld en toen kwam de bestelling: 'Tien eendeneiers om te broeden en graag negen eendjes en een waetel'! Moei Pietje ging naar de kelder, de korf met eieren stond al gereed voor de Donderdagse Markt in Zierikzee. Het zonnetje scheen fel door de ruiten, mooier kon het niet. Ze hanteerde het oude beproefde recept. Eerst de punt naar beneden en de stompe kant naar boven en daarna omgekeerd. Mond houden en alle aandacht bij het werk. Na verloop van vijf minuten lagen de broedeieren gereed, negen eendjes en een woerd. Het meisje had een mandje bij zich waar wat stofdoeken inlagen. Ze pakte de eieren in en betaalde. Ze ging snel weer terug naar mevrouw, er moest nog meer gebeuren. Ze kreeg de boodschap mee om de eieren die dag te laten rusten en pas vanavond onder de hoen te schuiven. 'En niet schommelen met je mandje, anders gaat den trap dood'. Het meisje zal wel geknikt hebben en gedacht: 'Het is wel goed hoor'. De trap was de bevruchting, het zaad van de haan of woerd. In boerenkringen spraken ze van: 'De koe werd gedekt door de stier'. 'De hoen of de eend werd getreed door de haan of waetel'. Als je een ei in de pan slaat om te bakken, zie je een glazig vlies in de koekepan. Mijn moeder zei altijd: 'Dat is den trap van de haan'. De broedtijd was 'stikgoed' vertelde vader. Na verloop van dagen kwamen er tien donzige eendjes ter wereld. Wist de hoen veel, dat ze bemieterd was. Was ze nu moeder, pleegmoeder of tante geworden? Het kon haar niks schelen en ze was er maar druk mee. Van het nest af, naar buiten met het kroost, gras pikken en wormpjes zoeken. Alles ging goed totdat ze een beetje te dicht bij de drinkput kwam. Die kleine dingen zagen het water en roken het eendenkroos. Poef, ze gleden er meteen in. Moeder hoen helemaal in paniek, ze ging te keer zo hard als ze maar kon. maar het hielp niks natuurlijk! Als het donker werd kwamen ze weer naar hun kunstmoeder en kropen er lekker onder. Het 'zaakje' groeide goed en op den duur konden ze zichzelf redden. De hoen ging weer naar haar soortgenoten en vree met de haan. De tijd van eieren leggen was weer aangebroken. Als je een koppel wilde eenden ziet zwemmen, dan heeft de woerd een krulletje in de veren boven zijn achterwerk, misschien hebt u dat wel eens gezien. Na verloop van tijd was er een bij, die kreeg ook zo'n staartje. 'Dat zal het waeteltje wezen', dacht mevrouw De Kater, 'we gaan de goede kant op'. Maar de volgende dag was er weer een krulletje te zien en nog een en nog een Niet lachen hoor, het waren negen woerden en een vrouwtjeseendje. Zo ging de goeie reputatie van moei Pietje naar de knoppen. Kennelijk wist ze na de lange winter het verschil niet meer tussen een woerd en een vrouwtjeseend. Engels als voertaal Jan Zoeter bezat ook zo zijn eigenaardigheden. Hij was een beetje 'rauw' in de mond, en gebruikte nogal eens 'Engelse woorden. Pietje heeft hem dat niet af kunnen leren. In 1854 waren de oude aardappels op en er zouden nieuwe gegeten worden. Bij het binnenkomen in de keuken was de vraag: 'Pietje, hoe zijn de aardappels?' Het antwoord was: 'Ze rollen door de pan'. Jan pakte het deksel, prikte ermee in de inhoud en zei, na een Engelse krachtterm te hebben gebruikt: 'Motte me die vrete?' 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2004 | | pagina 17